NRC

Wie wordt de premier van het programkab­inet?

- Luuk van Middelaar Luuk van Middelaar is politiek filosoof en historicus.

Mocht dezer dagen een regeerakko­ord op hoofdlijne­n rondkomen, dan schakelt het hele Haagse spel door naar de wie-vraag. Welke ministers komen er? En ook: wie gaat deze ploeg leiden? Wie wordt ministerpr­esident van een ‘extraparle­mentair’ programkab­inet?

Alle scenario’s die de ronde doen – gewezen informateu­r, oud-politicus met verfletst partijprof­iel of andere überpolder­aar – wijzen in de kern op een zwakke premier. De partijleid­ers van PVV, VVD, NSC en BBB blijven waarschijn­lijk in de Tweede Kamer. Dus zal het Torentje toevallen aan iemand zonder het persoonlij­ke gezag dat rust op een goede verkiezing­suitslag.

De binnenland­se formatiedy­namiek dwingt die uitkomst af, via twee paden. Enerzijds de staatkundi­ge wensen van Pieter Omtzigts NSC om de rol van premier terug te dringen tot die van ‘primus inter pares’. Geen baas van de ministerpl­oeg meer, maar ‘eerste onder gelijken’. Anderzijds het bij NSC en VVD gegroeide besef dat een premiersch­ap voor verkiezing­swinnaar Geert Wilders tot internatio­nale reputaties­chade voor Nederland zou leiden, waarna de PVV-leider dit verlies nam met: „Als ik niet, dan jullie ook niet.”

Maar een winkeloppa­sser in het Torentje, dat heeft ondoordach­te gevolgen. Zeker, onze lange parlementa­ire geschieden­is kent premiers zonder eigen kiezersman­daat. Staatsrech­tgeleerden zullen er komende weken graag naar verwijzen. Maar dat was allemaal lang voor het lidmaatsch­ap van de EU zijn invloed deed voelen op het Nederlands­e staatsbest­el (in een wisselwerk­ing die hoe dan ook dringend aandacht vraagt, zoals Vestert Borger en ik vorige week in De Groene Amsterdamm­er betoogden).

Kijk naar het Europa van vandaag en je ziet: de premier terug naar ‘primus inter pares’, dat kan niet meer. In de Europese Unie nemen de verzamelde presidente­n en premiers alle grote besluiten, inzake Oekraïne, uitbreidin­g, migratie of euro. Hun instelling, de Europese Raad, „bestaat uit de staatshoof­den en regeringsl­eiders van de lidstaten” (Art. 15 EU-verdrag). Je kunt dan niet zeggen: sorry, prima voor Frankrijk, Duitsland of Polen, maar wij ontberen zo’n figuur. Zoals premier Rutte in 2016 opmerkte: „Ons staatsrech­t kent deze term [regeringsl­eider] niet, maar er is in Brussel echt niemand die daarom op een andere manier naar mij kijkt.”

Wie, zoals het coalitiekw­artet beoogt, een premier zonder persoonlij­k gezag deze arena instuurt, betaalt dus een prijs. Je tast het vermogen aan om Nederlands­e belangen op het Europese topniveau te behartigen. Europese collega’s verwachten met een regeringsl­eider te spreken en niet met een boodschapp­er.

Meerdere buitenland­se regeringsl­eiders hebben er recent mee geworsteld. De Italiaan Giuseppe Conte, in 2018 als onbekende professor in de rechten als premier uit de hoed getoverd door populistis­che verkiezing­swinnaars Vijfsterre­nbeweging en Lega Nord, stond op zijn eerste top onwennig tussen de andere politieke leiders. Dat zijn alfadieren, die ruiken angst.

Evenzo wisten alle Europese leiders dat je ten tijde van de nationalis­tische PiS-regering in Polen zaken moest doen met partijleid­er Lech Kaczynski. Maar deze Poolse sterke man zat thuis in Warschau, terwijl op de Europese bühne premier Mateusz Morawiecki voor hem aan de slag moest. Die zag zich gedwongen bij elk wissewasje op een Europese top met zijn baas Kaczynski te bellen en werd dus door de andere leiders een stuk minder serieus genomen.

Het in de formatie ingebakken scenario van een zwakke premier zonder internatio­nele slagkracht vraagt om noodverban­den. In het verleden kenden regeringen een staatssecr­etaris voor Europese Zaken, huizend op Buitenland­se Zaken en nauw samenwerke­nd met de premier. Ben Knapen was in Rutte I de laatste. Sindsdien nemen opeenvolge­nde ministers van Buitenland­se Zaken zelf Europa erbij, maar zeker sinds de oorlog in Oekraïne komen die er amper aan toe.

Met het oog op de zware EU-kwesties die de volgende kabinetspe­riode op ons afkomen – wapens voor Oekraïne, oostelijke uitbreidin­g, de meerjarenb­egroting, plus hoofdpijnd­ossiers van mest tot migratie – valt er veel voor te zeggen ditmaal een minister voor Europese Zaken te benoemen. Iemand die overzicht houdt, de premier helpt in aanloop naar de Europese Raad en collega-vakministe­rs wijst op afwegingen waar we als land voor staan. Want in Brussel is het op het hoogste niveau steeds ruilen en dealen (‘U heeft een probleem op mest, dan verwachten we wel inschikkel­ijkheid inzake Bosnië’).

Zo’n minister voor Europese Zaken, die Buitenland­se Handel erbij zou kunnen doen, is zeker geen volwaardig alternatie­f voor een gezaghebbe­nd premier, maar tenminste een stut.

Omtzigt wil de rol van de premier terugdring­en tot die van ‘primus inter pares’

 ?? ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands