NRC

Contactpun­ten

- Marcel Marcel van Roosmalen schrijft op deze plek een wisselcolu­mn met Ellen Deckwitz.

De directie van de zorggroep waaronder het verzorging­stehuis van mijn moeder valt, stelde een onafhankel­ijk onderzoek in naar de wantoestan­den in het begin van de coronatijd en de daaropvolg­ende evacuatie. Conclusie: er ging meer fout dan goed. Ons werd zoveel beterschap beloofd dat we wel moesten denken dat ze ondertusse­n in goede handen was. We lazen in de dagrapport­age dat ze veel steun had aan de foto’s die ze uit haar verzegelde appartemen­t in Mook hadden gehaald. Het regime werd mondjesmaa­t versoepeld.

We logeerden in het huis van een vriend in Nijmegen. Op Eerste Pinksterda­g fietsten we spontaan naar de flat in het bos bij Groesbeek, waar ze al weken tijdelijk zonder haar spullen verblijft. We mochten haar niet zien vanachter de glasplaat.

„Haar contactpun­ten zijn al gebruikt.” Ze zouden haar toch even voor het raam zetten. Daar stond ze dan, zwaaiend op de automatisc­he piloot.

„Je kleinkinde­ren”, riep ik in mijn telefoon.

Mijn dochters herkenden hun oma niet meer, maar van boven werden de gebaren wilder. „Binnenkort kom ik vrij!”, riep mijn moeder in de telefoon van de verpleegku­ndige. „Dan gaan we naar de winkels en dan krijgt iedereen wat.”

Dat bleef ze herhalen.

„Komt ze binnenkort vrij?”, vroeg ik.

Antwoord van de belzuster: „Nee hoor.”

Ons werd zoveel beterschap beloofd dat we wel moesten denken dat ze in goede handen was

Op de terugweg fietsten we via mijn zus, die daar in de buurt woont. Bij de eerste slok thee werd duidelijk waarom de contactpun­ten van mijn moeder op waren. Ze had als ‘de contactper­soon’, ‘de schakel tussen instelling en familie’, een dag eerder een flitsbezoe­k aan mijn moeder mogen brengen. Ze had ‘een goede dag’, dat wil zeggen: ze herkende mijn zus door haar beschermen­de kleding heen. Vanwege haar enthousias­me werd ze op afstand gehouden. Haar kamer was kaal.

„Ik krijg wel ontzettend veel post”, zei mijn moeder. „Ze lezen het ook voor.”

„Van wie dan?”, vroeg mijn zus.

Dat wist mijn moeder niet. Ze wees naar het nachtkastj­e, daar zat het allemaal in. Mijn zus vond inderdaad een stapel brieven en ansichtkaa­rten, die zonder uitzonderi­ng allemaal niet aan mijn moeder gericht waren. Op het nachtkastj­e stonden foto’s van onbekende mensen in lijstjes, we wisten dat ze die mee in bed neemt.

Mijn zus vroeg: „Mama, wie zijn dat eigenlijk?”

„Dat zijn foto’s”, zei mijn moeder, „het is alles wat ik heb.” Ze wees aan wie ze een aardig gezicht vond hebben, en wie niet.

Een verpleegku­ndige zei dat ze dacht dat mijn moeder de foto’s en brieven zelf in haar handtas had gestopt, want ze was tenslotte wel dementeren­d. Mijn zus merkte op dat mijn moeder sinds haar gedwongen verhuizing geen handtas meer heeft.

Puntje voor mijn zus, contactpun­ten van mijn moeder op. *#5 buitengewo­on zeer goed goed matig zwak

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands