Als de kunst iets van de politiek heeft geleerd is het: voor wat hoort wat
Gretha Pama
Eén stoel in de zaal bleef leeg, naar analogie van Het hebzuchtgas van Jan Terlouw: „De stoel voor de mensen die er nog niet zijn, voor de toekomstige generaties. De stoel van de toekomst.”
Over die toekomst ging het zondag, waar aan het slot van de Uitmarkt het traditionele Paradisodebat over de stand van de cultuur plaatsvond. Hoe zagen politici die toekomst? En hoe de kunstwereld?
Er bleek in de toekomst meer vertrouwen nodig, en meer diversiteit, maar vooral ook: meer geld.
Dat laatste verzoek begon al buiten de zaal, waar bezoekers werd verzocht de petitie Rembrand- talarm te ondertekenen. Daarin wordt het nieuwe kabinet gevraagd 80 miljoen euro te investeren in de kunsten: „Pechtold regelde eerder 80 miljoen voor twee Rembrandts”.
Acteur Gijs Scholten van Aschat haalde het verwachte begrotingsoverschot aan: „De 200 miljoen die eerder uit ons is geperst, heeft 13 miljard opgeleverd. Wij zien dan ook reikhalzend uit naar het rendement op onze investering. Als we íets van de politiek hebben geleerd is het: voor wat hoort wat.”
Bij het debat waren zes Tweede Kamerleden aanwezig, onder wie vertegenwoordigers van VVD, CDA en D66, de mogelijke toekomstige coalitiepartners. In afwachting van een regeerakkoord, wilden zij niet ingaan op de geldkwestie.
Makkelijker leek zo bezien het verzoek van Abdelkarim El-Fassi, de Marokkaans-Nederlandse maker van de documentaire Mijn vader, de expat. Hij vroeg om in de cultuursector „een stoel bij te schuiven” als diversiteit „echt een ideaal is”. Politici onderschreven dit pleidooi, zij het soms met een kanttekening. Dilan Yesilgöz-Zegerius (VVD), zelf geboren in Turkije: „Wat jíj doet is je stoel pakken – en dat is de manier naar verandering. Het zou makkelijker moeten kunnen, maar zo werkt de wereld niet.” El-Fassi wees erop dat in de met kunstpubliek afgeladen zaal behalve hijzelf nog twee andere Marokkanen zaten, „en die heb ik meegenomen”.