Gardener's World (Netherlands)
Met de stroom mee
Monty vertelt over de onverwachte voordelen van vijvers en poelen.
Het verbazingwekkende van een tuinvijver is hoe snel
dieren zich er vestigen.
Tot een jaar of tien geleden heb ik mij verzet tegen water in deze tuin. Ik kan het me nu niet meer voorstellen, maar destijds vond ik dat daar goede redenen voor waren. De eerste was dat we, toen we hier kwamen, kleine kinderen hadden. Het tweejarige dochtertje van vrienden van mijn ouders was in hun kleine tuinvijver verdronken, dus vanaf jonge leeftijd was het er bij mij ingehamerd dat peuters en vijvers niet samen gingen. Het huis waar we eerder woonden, had een prachtige grote vijver, maar een van de eerste dingen die ik deed, was er een hek omheen zetten. Geen vijver, besloot ik, tot de jongste zonder hulp kan zwemmen.
De tijd verstreek, de tuin werd volwassen, de jongste leerde zwemmen als een vis, maar water had nog steeds geen plek in de tuin. Zo’n vijfhonderd meter van het tuinhek stroomde echter een beekje dat uitmondde in een rivier, op vijftig meter van onze erfgrens. Minstens tweemaal per jaar, soms weken achter elkaar, traden ze buiten hun oevers door het water dat uit de Welshe heuvels omlaag stroomde. Daardoor ontstond een meer van tachtig hectare aan de rand van
– en deels in – onze tuin. Over een waterelement gesproken! De kinderen zwommen in de rivier en dat we op een natte plaats met veel water woonden, was voor ons genoeg om te voldoen aan al onze waterbehoeften.
Maar dat hadden we mis. Toen in oktober 2011 de eerste serie van Gardeners’ World die in deze tuin werd opgenomen, afliep, zei de producent dat het goed zou zijn als ik een vijver in de tuin had. “Wacht maar, er komt er vanzelf eentje”, zei ik. De Damp Garden heette immers zo omdat hij vaak onder water liep. Maar ik werd overgehaald om daar in de winter van 2012 een vijver aan te leggen. Joe Swift kwam in maart helpen bij het bekleden en eind april zag de vijver eruit alsof hij er altijd geweest was, met hosta’s, ligularia’s, schout-bij-nacht, struisvarens en sleutelbloemen die al in de Damp Garden groeiden en rond de oevers waren geplaatst.
Van meet af aan wilde ik dat het een natuurlijke vijver zou zijn die aantrekkelijk was voor wildleven en niet een formele plas water met een paar uitgekiende planten. Het is een met stenen omzoomde cirkel. De randen variëren in diepte, zodat uiteenlopende oeverplanten er gedijen. En in het midden is de vijver meer dan een meter diep om grote waterlelies de ruimte te geven.
Wemelend van wildleven
Ik heb er geen vissen in gedaan, omdat ik wist dat de plaatselijke reigerstand die zou opeten en omdat vissen niet goed samengaan met een hele reeks waterplanten. Maar kikkers, watersalamanders, waterkevers en andere waterinsecten waren er al snel thuis. Het verbazing wekkende van een tuinvijver, hoe groot of klein ook, is hoe snel de diversiteit aan dieren toeneemt. En ook de vogels en vleermuizen profiteren, want vijvers trekken voor hen veel insectenhapjes aan.
Ik heb er een pijp in gelegd die aansluit op de regenton naast de schuur, waarin al het regenwater uit de dakgoten aan die kant van het huis wordt opgevangen. Als de regenton vol is, stroomt het overtollige water naar de vijver, die zo wordt aangevuld met vers water.
Iets wat ik totaal niet op waarde had geschat, was wat water met het licht doet.
Door de dag heen reflecteert het water het licht steeds anders. Het weerspiegelt het licht in de bomen rond de vijver – drie kweeperen, een Prunus ‘Tai-haku’ en een Viburnum plicatum ‘Mariesii’ – en vormt een stralende lijn van licht op zijn oppervlak als de ondergaande zon precies door een gat in de haag van de Long Walk valt.
Hoewel de vijver zo aantrekkelijk mogelijk moest zijn voor het wildleven, was – en is – het natuurlijk ook belangrijk dat hij zo mooi mogelijk zou zijn. Het wildleven is meer geïnteresseerd in beschutting dan in kleur of textuur. Het maakt niet uit wat die beschutting is en brandnetels zijn net zo nuttig als een dichte massa kalmoes of irissen. Voor het wildleven is elk soort beschutting in en om het water goed, evenals rustplaatsen en een open route van en naar het water.
Dus toen een andere producent zo’n vijf jaar geleden voorstelde een tuin voor het wildleven te maken die zowel mooi als natuur vriendelijk was, heb ik een tweede, kleinere vijver aangelegd. Ik gaf de vijver een ondiep steenstrandje, zodat kleine zoogdieren veilig het water in- en uit konden lopen, liet een boomstam op het water drijven – ideaal voor kevers, maar ook voor vogels en kikkers om op te zonnen – en plantte oeverplanten in ondiepe richels langs de rand.
De oeverplanten zijn onder andere zwanenbloem ( Butomus umbellatus), grote waterweegbree ( Alisma plantago-aquatica), pijlkruid ( Sagittaria sagittifolia), zebrabies ( Scirpus zebrinus), plus Japanse iris ( Iris ensata) en onze inheemse gele lis ( Iris pseudacorus). Allemaal wortelen ze van nature in natte modder die vaak bedekt wordt door
Voor het wildleven is elk soort beschutting in en om het water goed.
water. Maar minstens zo belangrijk is dat ik in de tussenliggende jaren geen van deze planten heb uitgedund of weggehaald. Ik liet ze hun gang gaan, elkaar verdringen en de vijver overnemen. Het water was er nog, maar de beschutting overheerste.
Dat had duidelijk een heilzaam effect en met name kikkers waren er blij mee. Maar vorig jaar besloot ik de vijver te verplaatsen. Ik bracht bijna al het water over naar onze grotere vijver, gaf alle zichtbare levensvormen voorzichtig een nieuw thuis, en gaf de kleine vijver een grotere, meer centrale plaats. Dat bleek een gouden greep. De vijver is nog even aantrekkelijk voor het wildleven, maar ziet er veel beter uit en is nu een plek waar we graag zitten in de avondzon.
Simpelweg volmaakt
Ik heb watergeulen altijd prachtig gevonden – die lange, smalle, door natuur- of baksteen omrande kanalen waarvan zulke sublieme voorbeelden te vinden zijn in het 18e-eeuwse Rousham, het 20e-eeuwse Hestercombe en vele andere tuinen vanaf de Renaissance. Ik overwoog serieus om dwars door het cricketveld een watergeul te maken, maar aarzelde omdat de aanleg een moeilijk en duur karwei is. Na mijn t v-serie Paradise Gardens besloot ik echter een ‘paradijstuin’ met een centrale watergeul te maken, omdat dat in de islamitische wereld een belangrijk element is. Maar daar hadden we het budget niet voor – het aanleggen van de Paradise Garden kostte ongeveer net zoveel als de lunchvergoeding voor een Chelsea-showtuin – en in plaats daarvan hebben we nu een heel simpele, borrelende fontein. Ik vind hem geweldig – zijn licht hypnotiserende uiterlijk en geluid maakte de Paradise Garden meteen tot een kalme, rustgevende plek.
Vergeleken bij de twee vijvers doet deze simpele, borrelende en overstromende schaal weinig voor het wildleven – hoewel Nellie er altijd uit drinkt en de vogels erin badderen – maar ze verkwikt de ziel van deze tuinier. Water verrijkt een tuin altijd, voor jou en al het leven waarmee je hem deelt. Het hoeft niet groot of ambitieus te zijn – alleen maar nat.
�
�
�