De weg naar Val di Togno
Wilde dieren
Het is twee uur ’s nachts wanneer ik in mijn notaboekje krabbel: ‘Rob: zachter en grappiger; Lize, ook anders dan verwacht – spontaan, enthousiast, niet intellectualistisch.’ Intellectualistisch is een woord dat niet bestaat, maar je begrijpt wat ik bedoel. Het was na middernacht toen de meest indrukwekkende schrijfster van de Lage Landen me aan het station van Sondrio zo hartelijk omhelsde dat ik van de weeromstuit ook haar geliefde Rob van Essen een klapzoen gaf.
Bergop naar Val di Togno boorde ik met mijn koplampen een tunnel van licht door het bos. De rit over het slingerweggetje was als een bladzijde die we uit een sprookjesboek scheurden. Lize hing als een opgewonden Chiromeisje tussen de voorste stoelen in. “Zullen we de komende dagen wilde dieren zien? Ik hoop zo hard dat we wilde dieren zullen zien.”
Soms luistert het universum naar wensen van mensen, want enkele haarspeldbochten verder bevroren een moederhert en haar kalfje in mijn verstralers, een kalfje met de stippen van Bambi op z’n vacht.
“Oh! De reis is al geslaagd!” juichte de vrouw die ruim driehonderdduizend exemplaren van haar debuutroman verkocht.
Nog verder liep een ree over het keienbaantje met z’n negenentwintig haarspeldbochten. “Nou, dat zal de krant wat gekost hebben”, zei Rob van Essen. “Jullie hebben natuurlijk kerels betaald die in de boskant wachten tot wij voorbijkomen en dan een stuk wild de baan op duwen.” Hij deed een man met een walkietalkie na. “Hallo, ja? Ze komen eraan. Nog even, ja, nu, actie!” De nacht was zwoel. Een halve maan gaf zilver licht. Buiten bij ons eenzame alpenhuisje dronken