“Met mijn jachtluipaard naar de kaartclub
In een woonkamer in het Nederlandse Venlo staat een opgezet jachtluipaard, genaamd Solo. Eind jaren tachtig deed de komst van Solo behoorlijk wat stof opwaaien in villawijk Reynkensheide in Dilsen-Stokkem.
Hun villa aan de Dokter Lenstralaan in Lanklaar, Dilsen-Stokkem, werd te groot en dus zijn Huub Janssen (85) en zijn vrouw Truus (82) vier jaar geleden verhuisd naar een appartement in Venlo. Door het raam kijken ze uit op de Maas, maar binnen kan je niet naast de jachtluipaarden kijken: van de poten van de salontafel over het schilderij aan de muur tot de print op de kussens. En midden in de kamer, parmantig zittend met een halsband van kristallen: Solo.
Dat hij Solo heet, vermelden de artikels niet. Maar het jachtluipaard van Huub Janssen haalde in de tweede helft van 1988 meermaals de krant. Te beginnen met 4 augustus op de voorpagina: ‘Nederlander met luipaard op komst: petitie in Dilsen’. De buurt had ontdekt dat Janssen wilde bouwen in de Dokter Lenstralaan en een jachtluipaard zou meebrengen. “Wat met de veiligheid van onze kinderen?”, vragen ze zich af.
Tiger King
“We zouden een tijger meebrengen, we zouden een panter meebrengen: in het begin werd er van alles gezegd”, zegt Janssen nu. De foto’s die hij toont laten eerder een knuffelbare huiskat zien dan een gevaarlijk roofdier: Solo die zich als welpje laat strelen, Solo aan de leiband bij het zwembad van hun witte villa, Solo languit op de bank.
Het zijn scènes die je vandaag eerder thuisbrengt in de Netflix-docu Tiger King, over het bizarre wereldje van fokkers van grote katachtigen. Maar eind jaren zeventig is er ook bij ons nauwelijks een wetgeving rond het houden van wilde dieren. “We woonden toen nog in Tegelen (Venlo, nvdr.). Bij de kapper las ik in een blaadje dat bij een particulier in Apeldoorn zeven jonge jachtluipaarden geboren waren. Ik had het altijd al prachtige dieren gevonden, maar ik had er nooit bij stilgestaan dat je die ook zelf in huis kon halen. Ik heb hem gebeld, maar de zeven welpen gingen allemaal naar Japan. Een jaar later belde hij me. Hij had één welpje, Solo, een mannetje.”
Liften met een cheeta op de achterbank
Als hij een week of acht is, verhuist Solo naar de familie Janssen. Hij blijkt bijzonder makkelijk in de omgang. “Zijn ouders waren ook zo”, herinnert Huub Janssen zich. “Die man in Apeldoorn ging soms rijden met zijn twee cheeta’s op de achterbank. Zonder problemen. Eén keer was hij gestopt om een lifter mee te nemen, maar die bedankte vriendelijk toen hij de achterbank zag.” (lacht)
Ook Janssen maakt wel eens uitstapjes met Solo. “Toen we nog in Nederland woonden, ging hij mee naar de kaartclub. Dan lag hij gewoon aan mijn voeten.” Tegenover zijn baasje toont Solo zich erg aanhankelijk. “Toen ik een keer in Singapore was, kreeg ik telefoon dat hij niet meer wilde eten. Ik ben naar huis gevlogen om met hem naar de dierenarts te gaan. Maar zodra ik terug was, was alles plots weer in orde.”
Paardenbiefstuk en slagroom
Toch is Solo niet met iedereen dikke vriendjes. “Met vrouwen had hij doorgaans geen probleem, maar sommige mannen moest hij niet. Als onze buurman in Dilsen nog maar in de buurt van de deur kwam, begon Solo al te grommen.” In Dilsen loopt Solo los in huis of in de grote omheinde tuin. “Als hij de kans zag, at hij het eten van mijn bord af”, zegt Truus. Zijn lievelingshapje: paardenbiefstuk. “En slagroom. Als hij ’s avonds geen zin had om van de bank te komen namen we de bus slagroom en dan was hij meteen buiten.” (lacht)
Janssen doet op dat moment goede zaken met zijn bedrijf dat opbergmappen produceert. Soms mag Solo mee naar het bedrijfsterrein in Belfeld om zijn poten te strekken. “Het was een groot omheind terrein van wel een halve kilometer lang”, zegt
“Als Huub was gaan jagen bracht
hij soms een levend konijntje mee. Dat liet hij dan los in de tuin. Jammer voor dat
konijntje natuurlijk, maar dán zag je Solo
rennen”
Truus “Voor Solo had ik
gerust het tienvoudige willen betalen. Hij was een van de liefste dieren die ik gehad heb”
Huub Janssen
Janssen. “Achteraan liep een spoorweg. Als hij de trein hoorde komen zag je hem zijn oren al spitsen. Om er dan met volle snelheid achter te sprinten.”
Eén keer mag Solo zelfs eventjes van de vrijheid proeven. “Ik heb hem eens meegenomen tijdens een jachtpartij. Dat ging eigenlijk heel gemakkelijk. We hadden ook een jachthond en die was de baas. Waar de hond was, daar was Solo ook. Maar dat is de enige keer dat hij los heeft rond gerend.” Al mag Solo ook thuis in Dilsen wel eens op jacht. Truus: “Als Huub was gaan jagen bracht hij soms een levend konijntje mee. Dat liet hij dan los in de tuin. Jammer voor dat konijntje natuurlijk, maar dán zag je Solo rennen.”
Niet welkom
Terug naar 1988. Na het protest van de buurt besluit het schepencollege van Dilsen-Stokkem en later ook het provinciebestuur dat een jachtluipaard niet welkom is. Maar wanneer de familie Janssen eind december naar de Dokter Lenstralaan verhuist, stellen de buren tot hun verbazing vast dat Solo doodleuk in een kooi in de tuin zit. “Ik begrijp er zelf niets meer van”, zegt burgemeester Lambert Peeters in de krant.
Op Janssen lijkt het allemaal niet veel indruk te hebben gemaakt. “Toen de wet op het houden van exotische dieren er gekomen is, had ik Solo al. Ik had papieren die zeiden dat ik hem overal ter wereld mocht houden. In Dilsen hebben we een probleem gehad met twee buren. Maar de meeste andere bewoners van de wijk vonden het echt niet erg. Toen we er eenmaal woonden en ze Solo gezien hadden, was er geen vuiltje meer aan de lucht. Ze zijn zelfs een petitie begonnen dat Solo moest blijven.”
Op 29 december 1988 laat burgemeester Peeters nog optekenen dat “dat dier” moet “ophoepelen”, maar een dag later blijkt er wettelijk gezien weinig aan te doen en schrijft onze krant: “Jachtluipaard mag voorlopig blijven”.
Beroemdheid
Door alle commotie is Solo intussen uitgegroeid tot een beroemdheid in de streek. Onze journalist Mark Dreesen begeleidt in die tijd toeristische dagtrips in de buurt van Maaseik. “Ik vertelde dan wetenswaardigheden over de Markt van Maaseik of de
koolmijnen, maar in de periode na die heisa waren de mensen in mijn bus alleen maar geïnteresseerd in dat jachtluipaard. En dus reden wij met onze bus door de Dokter Lenstralaan in de hoop om tussen de struiken een glimp van het dier op te vangen. Ik herinner me dat we op een dag meneer Janssen zijn tegengekomen terwijl hij met zijn jachtluipaard aan de leiband door de straat wandelde. Voor mijn groep was dat het absolute hoogtepunt van hun uitstap.”
(lacht)
“Ik wandelde wel eens met hem door de straat, ja. Dan had je wel bekijks”, zegt Janssen. In de buurt slaat de aanvankelijke angst al snel om in nieuwsgierigheid. “Soms hadden we de kinderen van de school aan de deur of ze eens mochten komen kijken. Er zijn veel kinderen uit de buurt met Solo op de foto gegaan. Vooral voor communiefoto’s.”
Tot ongelukjes komt het nooit. “Onze eigen kinderen speelden ook met Solo, dat ging goed. Eén keer heeft hij mij gebeten. Maar dat was toen ik een nieuwe jas met lamsvacht droeg die hij niet kende. Hij hapte naar de jas en mijn duim zat ertussen.”
Kale plek
Drie jaar nadat hij met veel poeha in de Dokter Lenstralaan is aangekomen, sluipt Solo geruisloos weer uit beeld. “Zie je die kale plek op zijn achterhoofd? Daar heeft een infuus gezeten”, zegt Truus. “Hij kon plots bijna niet meer lopen. Hij sleepte met zijn achterlijf. Na een dag of drie, vier was het voorbij.” In een schriftje met belangrijke mijlpalen heeft ze zijn sterfdatum genoteerd: 27 oktober 1991. “Hij is veertien jaar geworden, wat niet zo oud is voor een cheeta in gevangenschap.”
Nog één vraag voor we vertrekken. Hoeveel heeft Janssen destijds betaald voor zijn jachtluipaard? “Dat weet ik niet meer”, zegt hij met een brede glimlach. Truus: “Dat heeft hij zelfs mij nooit willen vertellen.” Huub: “Het was niet eens zoveel. Voor Solo had ik gerust het tienvoudige willen betalen. Hij was een van de liefste dieren die ik gehad heb.”
MORGEN
Zorro de zebra, met de kuren van een diva