In de trein
Niemand zal ontkennen dat dagelijks met de trein reizen wel eens tot kleine frustraties leidt. Vertragingen, technische problemen, je kent dat wel, hé. Maar ik probeer het ook wel eens langs de positieve kant te bekijken. Zeker als we ter hoogte van Brussel de Ring rond de hoofdstad kruisen. Elke dag opnieuw staan daar dan diezelfde mensen in diezelfde files. Dat lijkt mij pas ergernis. Ik vind het ook geweldig als er ter hoogte van Zaventem net een vliegtuig landt, dwars over onze trein. Ik geef het toe, ik heb wel iets met vliegtuigen. De meeste treinbegeleiders doen echt hun best om het de reiziger/pendelaar aangenaam te maken, dat mag ook wel eens gezegd worden. “Een goedemorgen en welkom op de trein naar …Let op als u de trein verlaat want de perrons kunnen glad zijn…. Het treinpersoneel wenst u nog een aangename rit… We komen aan in het prachtige Hasselt.” Die laatste was duidelijk een mens met kennis van zaken! Gelukkig mag er niet meer gerookt worden in de trein. Wat een verschil met vroeger en, ik beken schuld. Ik was ook één van die doempers. Als je de rokerscoupé binnenstapte, nam je best een schaar mee, want de rook was er te snijden. Je kleren, je haar, alles stonk naar sigaretten. Dat is nu verleden tijd. Ik heb ondertussen ook de sigaret vaarwel gezegd. Ongewild ben ik wel eens aan het luistervinken in de trein. Elke ochtend stappen onderweg vier kaarters onze wagon in. Ja, ja, ze bestaan nog. Eéntje heeft dan meestal het hoge woord. Zijn vaste uitspraak bij elke slag is: “Alez, m’n joenges …. Alez m’n joenges…” en als het tegenvalt “Kus toch naa m’n ….”. Kaarten deden wij vroeger niet, maar we schaakten wel. Iemand in ons gezelschap had zo’n reisschaakbordje. Eén partij kon dan verschillende treinreizen duren. Af en toe zie ik nog wel eens een dame de breinaalden bovenhalen, maar dat is eerder uitzondering dan regel. En dan die ene papa die tegen de andere papa tegenover hem vertelt over de levensvraag van zijn zoontje “Papa, wat gebeurt er als google dood gaat?” “Ah jongen, dan gaan we naar de bibliotheek.” Waarop de andere papa antwoord:t “Stel u voor dat ge dan weer iedere keer naar de bibliotheek moet om iets op te zoeken. Ik mag er niet aan denken!” Zover zijn we al, erg hé! Maar de mooiste uitspraak kwam toch van dat oud meneerke tegen zijn compagnon de route: “Nu heb ik eindelijk een fatsoenlijke vriendin gevonden.” Als je maar geduld hebt hé, dan wordt het wachten beloond! Elke ochtend kom je dezelfde mensen tegen. Het begint met een goeiemorgen, wat later gaat het ook over het weer en vooraleer je het beseft volgt een gezellig babbel in afwachting van de trein. Ik heb er zelfs vrienden aan over gehouden. Eens in de trein gaat iedereen op zijn eigen, vaste- plaats zitten, de krant of de tablet wordt bovengehaald. Na een tijdje gaan de oogjes dicht en we doezelen tot in Brussel. Laat de anderen maar in de file aanschuiven.