Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Plots zei Luc: ik heb Lierse gekocht, speciaal voor jou”
Katrien Van Rooy, de vrouw achter clubeigenaar Luc Van Thillo, heeft een geel-zwart hart
Achter elke sterke man staat een sterke vrouw, zegt het spreekwoord. In dit geval: een 36-jarige ex-voetbalster én Liersefan van geboorte, die ooit nog zélf voor de Pallieters speelde. Maak kennis met Katrien Van Rooy, de vrouw van Lierse-eigenaar Luc Van Thillo en zijn geel-zwart geweten. “Elke keer als ik nu op de Lierse kom, denk ik terug aan vroeger. Aan de tijden als jong meisje op ‘Den Berg’, met mijn moeder. Ze zou zo fier zijn als ze wist wie ik nu geworden ben.”
Bijna twee jaar is Luc Van Thillo ondertussen voorzitter en eigenaar van Lierse Kempenzonen. Sportief loopt het vandaag iets minder, maar de metamorfose die het Lisp onder zijn bewind heeft ondergaan, is indrukwekkend. “En ik ben er zeker van dat hij er op Lierse op lange termijn iets moois van gaat maken”, zegt Katrien Van Rooy resoluut. “De resultaten slaan momenteel wat tegen, maar hij kent geen half werk. Hij zal niet rusten voor hij Lierse er weer helemaal bovenop heeft geholpen.”
“Hij blijft gewoon altijd positief. Altijd. Zo staat hij ook in het leven, zeker nadat hij de diagnose van MS heeft gekregen. Luc blijft zijn dromen nastreven, wat er ook gebeurt. Resoluut voor je doel gaan, dat is zijn motto. Ik heb daar echt héél veel bewondering voor.”
“Hoe groot de chaos op Antwerp ook was, hij bleef altijd geloven in een goed einde. En terecht, zo blijkt nu.”
Mist hij zijn ‘oude’ liefde niet?
“Oh, maar de liefde voor Lierse is toch enorm gegroeid, hoor. En het Antwerp van nu, het past hem toch minder. Hij blijft ook fan, maar het is anders. Vroeger bleef hij altijd uren hangen op de Bosuil. Nu, als hij nog eens gaat, is hij vaak snel thuis. Er is daar veel veranderd, hé.”
“Lierse past hem steeds beter. De sfeer op het Lisp, dat directe contact met de mensen, waarbij iedereen ook betrokken wordt bij het project: dat is belangrijk voor hem. Hij geniet ook van de supporters, met een heel trouwe kern in het stadion en dan nog een grote, wat slapende achterban daarnaast. Lierse heeft eigenlijk veel raakvlakken met het oude Antwerp. Dat volkse en toegankelijke, dat er vroeger ook was op Antwerp, dat heeft hij hier teruggevonden.”
Jouw supportersliefde is altijd héél duidelijk geweest.
“Wij waren van thuis uit altijd Liersesupporter. Dat was ook normaal. Ik kom uit Oelegem. Daar werd je bijna automatisch fan van Lierse. Wij hadden ook allemaal een abonnement. Op ‘Den Berg’. Mijn moeder, mijn broer Hans, mijn nonkel, ik… Iedereen, behalve ons vader. Die was niet zo’n voetbalfan, die is pas later mee komen zien. Voor het plezier, en de pintjes. Ik heb er fantastische tijden beleefd, toen Lierse op zijn best was. Hopelijk komt die periode ooit terug.”
Wat is jouw mooiste herinnering aan dat ‘oude’ Lierse?
“De titel in 1997 blijft toch een van mijn absolute hoogtepunten. Ik was toen 14 jaar. Ik herinner me dat nog goed, die laatste wedstrijd op Standard, waar we 0-3 gingen winnen. We waren met de auto gereden. En dan op de terugweg, al die spandoeken op de bruggen. Waanzinnig. En op het Lisp zelf, bij de kampioenenviering, mochten we op het veld. Dat was zo indrukwekkend voor mij. Er heeft nog héél lang een plastieken zakje aan de muur van mijn kamer gehangen met daarin het gras dat we toen geplukt hadden op het terrein.”
Maar daarna ging het bergaf. Tot jij aan je man vroeg om in te grijpen?
“(lacht) Nee, zo is het niet gegaan. Maar ik ben altijd Lierse blijven volgen, net als mijn familie, ook toen het slecht ging. En ineens stond hij daar, met het nieuws: Ik heb Lierse gekocht,
speciaal voor u. Al grappend, maar ik was er wel blij mee. Niet alleen voor mij, vooral ook voor hem. Want deze club past perfect bij hem.”
Samen met de ‘redder’ van Lierse, wat doet dat met een trouwe fan?
“Ik geniet er wel van. Elke keer als ik nu op Lierse kom en naast Luc op de tribune ga zitten, denk ik terug aan vroeger. Aan de mooie tijden die ik hier beleefd heb, als jong meisje op ‘Den Berg’, met mijn moeder. Jammer genoeg is ze gestorven in 2010 en heeft ze dit allemaal niet meer kunnen meemaken. (stil)”
“Nu, mijn familie blijft wel trouw op post. Ze hebben nu een soort mini-supportersclubje op hun eigen: mijn vader, mijn nonkel, mijn broer, zijn schoonvader, zijn schoonbroer, mijn schoonzus… Ze hebben allemaal opnieuw een abonnement. Niet meer op ‘Den Berg’ zoals vroeger, maar in de hoofdtribune, naast ons.”
Maar helaas zonder je moeder…
“Ze zou zo fier zijn als ze wist wie ik nu geworden ben… Ik heb altijd een ongelooflijk sterke band met mijn moeder gehad. Wij waren écht twee handen op één buik. Zij was ook de voetbalkenner in huis. En zij heeft mij ook heel mijn voetballeven overal naartoe gebracht en overal gevolgd.”
“Net in de periode dat ik zelf bij Lierse speelde, haar ploeg, werd ze ziek. En is ze overleden. Dat heeft me een enorme klop gegeven. Vanaf het ogenblik dat zij er niet meer was, was ik van de ene dag op de andere ook het
plezier in het voetbal kwijt. Omdat ik dat altijd samen met haar had beleefd.” Ze heeft je altijd gesteund als voetbalster?
“Van in de kleuterklas. Ik was de kwajongen, die altijd voetbalde met de jongens tijdens de speeltijd. Op een dag kregen al die vriendjes een brief mee van de plaatselijke voetbalclub in Oelegem met de vraag om bij hen te komen voetballen. Behalve de meisjes. Ik ben toen wenend thuis gekomen, want ik vond dat onrechtvaardig. Mijn moeder is dan gaan vragen of meisjes ook mochten aansluiten. En het mocht. Ik was vijf jaar toen ik bij Oelegem SK begon. Ik heb er tot mijn 12 jaar gespeeld, als verdediger, tot het niet meer mocht van de bond.”
Hoezo?
“Het reglement zei dat meisjes maar tot hun 12 jaar bij de jongens mochten blijven spelen en dan verplicht naar een meisjesploeg moesten verhuizen. En ik maar brieven schrijven naar de voetbalbond, om langer te mogen blijven. Uiteindelijk moest ik dan toch naar de meisjes van Antonia verhuizen.”
“Verschrikkelijk. Het was een goede ploeg, hoor, maar het algemeen niveau was te laag. Wij wonnen wedstrijden met 26-0 en zo. Echt niet plezant. Gelukkig werd kort daarna toch het reglement veranderd en mochten meisjes tot 14 jaar bij de jongens spelen. Ik ben direct opnieuw naar Oelegem gegaan. Om daarna onherroepelijk richting vrouwenvoetbal te verhuizen.”
Zegt ze met spijt in het hart…
“Ja en nee. Ik ben op dat moment naar ’s-Gravenwezel gegaan, maar ook daar lag het niveau wat te laag voor mij. Je moet ook weten, ik zat al vanaf mijn 12 jaar bij de jeugdselecties van de nationale ploeg. Dus ik was al iets gewend.”
“Op een bepaald moment heeft Anne Noé, die de Red Flames toen mee begeleidde, me gezegd dat ik hoger moest mikken als ik bij de nationale ploeg wilde spelen. Waarop ik op mijn zeventiende naar Lentezon Beerse ben verhuisd. Een hele andere wereld, als jong meisje bij al die volwassen vrouwen.”
Bleken de clichés over het vrouwenvoetbal te kloppen?
“In de jaren tachtig en negentig waren de meeste voetballende vrouwen nog echte ‘manwijven’, om het oneerbiedig te zeggen. Toen werd ook vaak nog wat
“Wij waren van thuis uit altijd Liersesupporter. Dat was ook normaal. Ik kom uit Oelegem. Daar werd je bijna automatisch fan van Lierse.” Katrien Van Rooy “Ineens stond Luc daar, met het nieuws: Ik heb Lierse gekocht, speciaal voor u. Al grappend, maar ik was er wel blij mee.” Katrien Van Rooy
lacherig gedaan over vrouwenvoetbal. Echte meisjes gingen toch niet voetballen? Ik vond dat bijzonder vervelend. En telkens die eerste vraag als iemand met mij begon te babbelen: Ah, voetbal, dan ben jij ook lesbisch?.
Niks mis mee, maar er spelen echt niet alleen lesbische meisjes voetbal.”
“Mij noemden ze in die tijd ook brok graniet, maar ik heb bijvoorbeeld mode, de vroegere snit en naad, gestudeerd en daar zelfs les in gegeven, in het SintJozefsinstituut in Borsbeek. Ik was dus de speelster die ook bezig was met met de juiste kleuren die bij elkaar pasten, de juiste handtassen, mijn nagels moesten altijd in orde zijn…”
“Nu zie je gelukkig meer ‘gewone’ speelsters in het vrouwenvoetbal, die ook knap en vrouwelijk willen en mogen zijn. Gelukkig maar. De mentaliteit is beginnen veranderen rond 2010, toen het vrouwenvoetbal professioneler werd aangepakt in België. Ook dankzij de Red Flames en een rist straffe dames. Imke Courtois, Janice Cayman, Tessa Wullaert… Dat is ook voor een deel mijn generatie.”
Ooit samengespeeld?
“Nee, altijd tegen hen. Maar bij de nationale ploeg heb ik van mijn 12 tot mijn 22 jaar gespeeld, vaak kapitein zelfs, ook bij de beloften. Ik kwam dus wel wat bekend volk tegen. En ik heb negen A-caps bij de Red Flames behaald. In het vrouwenvoetbal was ik toch wel een naam.”
Maar daarbuiten eerder onbekend. Hoe komt dat?
“Omdat ik, door omstandigheden, vroeg gestopt ben. Al heb ik nog wel een mooie carrière bij elkaar gespeeld. Na Lentezon Beerse ben ik bij Sinaai Girls terechtgekomen. Ik ben er 8 of 9 jaar gebleven, heb er ook twee keer de Beker van België gewonnen. Een geweldige periode.”
“En toen de BeNe League werd opgericht, een competitieformule in het vrouwenvoetbal met de beste Belgische en Nederlandse teams, startte ook Lierse met een vrouwenploeg. En ik werd gevraagd. Voor mij was dat zalig: als fan, dichtbij Oelegem en ik had ook op school gezeten in Lier, op de Hogeschool Antwerpen. Ik kwam daar echt thuis.”
“Ives Serneels leidde dat project, een topcoach én een fantastische mens, voor hij bondscoach werd van de Red Flames. Ik kwam in een andere wereld terecht. Zo professioneel. Sinaai was zalig, maar Lierse was toen echt een niveau hoger. Zo’n aanpak had ik zelfs bij de nationale ploeg nog nooit gezien.”
Je leek eindelijk écht vertrokken om het helemaal te gaan maken…
“Ja, maar toen stierf mijn moeder… Alles was plots zo banaal. Ik heb het nog even proberen vol te houden, maar dan kwam die rauwe pijn. Ik ben wel twee jaar bij Lierse gebleven. Maar zeker het tweede seizoen ging het niet meer. Serneels was ook vertrokken naar de nationale ploeg, ik zat emotioneel niet goed in mijn vel. Het ‘wauw-gevoel’ was weg.”
“Daarna ben ik van Lierse naar Beerschot gegaan, heb er nog samen gespeeld met Riana, de zus van Nainggolan. Maar weer zat het niet mee. Later dat jaar, in 2013, ging Beerschot failliet. En kwam ik uiteindelijk bij Antwerp terecht… In de totale chaos. (begint te lachen)”
Vertel.
“Dat was echt een zotte periode. Het was het Antwerp onder Hofmans en Verhaegen. Het bestuur wilde ons eerst niet overnemen. Maar in een gesprek met burgemeester De Wever, want de stad zocht mee een oplossing na het failliet van Beerschot, heeft de club toen toch beloofd om heel ons team over te nemen. En de Antwerp Ladies waren een feit.”
“In het begin was dat een hype. Ik herinner mij nog die uitdaging met de supporters, op de fandag voor het seizoen. Als er meer dan 2.000 fans bij onze eerste thuiswedstrijd tegen Heerenveen zouden zijn, zouden we een lingeriekalender laten maken met fotograaf Henk van Cauwenbergh. Uiteraard kwam die kalender er. Maar zonder mij. Ik gaf nog les toen. Dat was geen goed idee geweest, als lerares in een school op tien minuten van de Bosuil in lingerie gaan poseren. (lacht)”
Die Antwerp Ladies bestaan al even niet meer.
“Twee jaar en daarna was het gedaan. Eigenlijk was er op de Bosuil niemand echt serieus met ons bezig. Ook ons eigen bestuur was meegekomen van Beerschot naar Antwerp, maar dat was te amateuristisch. En van Antwerp kregen we weinig of geen geld. Het was echt wel een beetje een soap, die periode.”
“Ik heb dat eerste seizoen ook niet uitgedaan. Ik zat op de bank. En toen moesten we eind januari naar Heerenveen. Ergens in Friesland. Vreselijk koud. Om 10.00u ’s morgens vertrokken we en we waren pas om 3.00u ’s nachts terug thuis. Ik mocht toen misschien tien minuten invallen, we verloren daar ook met 9-0. Na die wedstrijd heb ik gezegd ‘het is goed geweest’.”
Maar je hield aan dat Antwerpavontuur wel een man over.
“(glundert) Luc heeft zich toen als enige van het bestuur toch een beetje over ons ontfermd. En ik heb ook mijn contract bij hem getekend. Vijf euro per match wilde hij geven, want er was geen geld. ‘Daarna werd je wel mijn duurste contract ooit’, lacht hij nu nog altijd. We waren ook niet direct een koppel. Het klikte wel direct. We hingen soms uren aan de telefoon met mekaar. Luc heeft me toen toch mee uit een ellendige periode gehaald.”
En hij heeft je niet alleen Lierse ‘geschonken’.
“Anderhalf jaar nadat ik bij Antwerp gestopt was, is Vince geboren, ons zoontje. Die wordt vijf dit jaar. En nog iets: dit jaar trouwen we ook. Dan is het verhaal compleet (glimlacht).”
En vind je misschien ook tijd voor die andere liefde: zelf opnieuw gaan voetballen?
“Sinds die laatste wedstrijd voor Antwerp heb ik nooit meer op een veld gestaan. Tot vorig jaar in mei, bij een bedrijventornooi, op Lierse. Ik heb toen twee matchen meegespeeld. Dat voelde zo goed. Het was superplezant. Toen dacht ik even…”
“Maar ik weet niet of ik nog een hoog niveau aankan. En om dan ergens nog wat mee te gaan spelen in een lagere klasse… Bij de mannen is dat doenbaar, daar kan je ook lager nog op een fatsoenlijk niveau spelen. Maar bij vrouwen is het verschil tussen de lagere klassen en de hoogste té groot. Ik denk dat ik nog te competitief ben ingesteld om dat aan te kunnen.”
Toch ruiken we een beetje spijt, dat je zo vroeg bent gestopt als voetbalster…
“Soms wel, ja. Zeker omdat er de laatste jaren zoveel meer mogelijk is geworden in het vrouwenvoetbal. En ik vind het ook wel spijtig dat ik dat hoofdstuk nooit in schoonheid heb kunnen afsluiten. Het was té abrupt.”
Je kan misschien een nieuw vrouwenteam in Lierse beginnen?
“Dat is zelfs ooit al ter sprake gekomen, maar concreet is het nooit geworden. Ives Serneels heeft me ook altijd gezegd dat het iets voor mij zou zijn, trainer worden. En omdat ik international ben geweest, zou ik ook een versnelde trainerscursus kunnen volgen. Maar ik heb die boot altijd wat afgehouden. Wellicht omdat ik mijn carrière met een slecht gevoel heb afgesloten. Maar zeg nooit nooit. Misschien moet ik er toch eens over nadenken…” We vermoeden dat de redding van de mannenploeg voorlopig toch een iets grotere prioriteit is voor je toekomstige echtgenoot.
“Dat denk ik ook, ja. (lacht)”