Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Ik ben gewoon iemand die zeker is dat zijn manier van werken de juiste is”
op een Europees kampioenschap (in Frankrijk in 1984, red.), won titels en bekers met Steaua Boekarest, was de eerste Roemeen met meer dan honderd caps, ik won Europacup I (de voorloper van de Champions League, red.) met Steaua in een finale tegen Barcelona en speelde bijna 600 matchen op het hoogste niveau. Je kan bijna niet beter doen.”
Glazen plafond
Vandaag kan iemand die als speler de Champions League won meteen als trainer terecht bij de allergrootste clubs. Maar 25 jaar geleden lag dat nog wat anders, zeker voor spelers uit het Oostblok, zoals Bölöni. “Als Roemeen kwam ik in Frankrijk terecht in de jungle van het profvoetbal, waarin veel geld te verdienen viel en iedereen dus vocht voor zijn positie. En omdat ik uit het Oostblok kwam, was het moeilijk om een plaats te verwerven op de Franse trainersmarkt. Ik was een grote naam in Roemenië, maar in West-Europa kende niemand mij. Je kan je dat nu niet meer voorstellen, maar dat waren twee aparte werelden. Dus begon ik helemaal onderaan de ladder. Dat was lastig, want in Roemenië was ik een grote ster. Zoals Michel Platini. Of nee: ik was eerder de Didier Deschamps van Roemenië. Maar Deschamps is als trainer wel meteen kunnen beginnen bij een topclub (Monaco, red.), terwijl ik in tweede klasse moest starten.” Bölöni had ook in Roemenië trainer kunnen worden. Daar zou hij met zijn naam meteen grote clubs hebben kunnen leiden. Maar dat wilde hij niet. Hij was op het einde van zijn voetbalcarrière eindelijk in het buitenland geraakt, eindelijk een ‘vrij man’. Dat wilde hij niet opgeven. Hij had te hard gewerkt om in West-Europa te geraken. “Ik was de eerste speler die officieel het communistische Roemenië had verlaten. Ik heb het ‘glazen plafond’ doorbroken. In die tijd was het voor elke Roemeen verboden om het land te verlaten. Maar ik ga niet te veel vertellen over hoe dat is gegaan. Want wat jij schrijft, wordt overgenomen door Roemeense kranten. En ik ben een boek aan het schrijven waarin ik uitleg hoe dat allemaal is gegaan. Als ik dat nu in een interview vertel, is mijn boek niets meer waard.” Het verhaal gaat dat Bölöni zijn transfer naar België - in 1987 maakte hij de overstap van Steaua Boekarest naar Racing Jet Brussel - mede te danken heeft aan zijn vriendschap met de zoon van dictator Nicolae Ceausescu. Niet dat Bölöni samenhokte met het dictatoriale regime. Verre van zelfs. Want er is ook een verhaal: Bölöni moest net als alle andere spelers van de nationale ploeg informatie doorgeven aan de Securitate, de geheime dienst van Ceausescu. Toen hij volle medewerking weigerde, zou Bölöni zelfs even uit de nationale ploeg gezet zijn. Maar ook over die episode in zijn leven wil de Roemeen nog niet te veel vertellen. Dat boek, weet u wel. “De Securitate had in het hele land mensen die info moesten doorgeven over anderen. Als je in die tijd met zijn drieën aan een tafel zat, was één van hen een informant. Maar het klopt niet dat je informant moest zijn om in de nationale ploeg te kunnen komen. Dat is blabla.”
Tandarts van opleiding
Als telg van een Hongaarse familie uit Transsylvanië gold Laszlo Bölöni als een tweederangsburger in Roemenië. Hij werd onder druk gezet om een Roemeense identiteit aan te nemen en moest zijn voornaam veranderen in de Roemeense variant Ladislao. Om iets te kunnen bereiken, moest hij net iets harder werken dan de gemiddelde Roemeen. Niet moeilijk dat Bölöni door zijn spelers bestempeld wordt als een enorm veeleisend man. “Ik maakte deel uit van een Hongaarse minderheid. Het was voor iedereen in Roemenië moeilijk in die tijd, maar voor een minderheid was het nóg moeilijker. Waren er twee van hetzelfde niveau, werd er sowieso voor de andere gekozen. Ik was verplicht om veeleisend te zijn voor mezelf. Daarom zit dat niet alleen in mijn voetbalfilosofie, maar ook in mijn levensfilosofie. Alles wat ik in mijn leven bereikt heb, is te danken aan een totale investering. Om aan de top te spelen én tegelijkertijd met succes een opleiding tot tandarts te volgen, moest ik veel opofferingen doen. Er waren momenten waarop ik met het idee speelde om te kappen met een van de twee, maar dat was onmogelijk. Ik hield te veel van het voetbal en dat diploma van tandarts was de enige zekerheid voor de toekomst die ik had in het communistische Roemenië. Die opleiding tot tandarts duurde vijf jaar, maar ik deed er acht jaar over, zodat ik die kon combineren met het voetbal. Acht jaar lang had ik geen enkele dag vrij. Als ik niet moest voetballen, zat ik in de kliniek. En als mijn collega’s vrij waren en gingen feesten, moest ik voetballen. Maar ik was jong. En weet je, als je alleen moet voetballen, heb je toch te veel vrije tijd. Als ik onze jonge gasten soms
Laszlo Bölöni (coach Antwerp) ‘‘Als speler was ik in Roemenië een grote ster, maar in WestEuropa kende niemand mij. Dat waren toen twee aparte werelden.”
zie… Dat is niet normaal. Ze doden de tijd met een computer of een koptelefoon op hun hoofd. (zucht) Dus ja, dat ik zo streng ben voor mijn spelers, zal wel wat met mijn afkomst te maken hebben.”
Het leven van de jonge voetballer Laszlo Bölöni staat mijlenver van dat van de huidige generatie jonge voetballers. Die klagen al als ze op stage niet met de bus naar het oefenveld twee kilometer verderop kunnen. “Het is een van mijn problemen. In mijn ploeg heb ik spelers die het woord lijden niet kennen. Ze weten niet wat dat is. Ze denken dat ze het lastig hebben als ze tien kilometer moeten lopen. Maar is tien kilometer lopen moeilijk? Neen. Ach, er is een tendens ontstaan dat er altijd geklaagd mag worden. Kijk, ik ga ook niet graag lopen, maar ik doe het wel. Een mens is als een dier. En dieren lopen nooit, tenzij er gevaar schuilt. Wel, wij zijn nooit in gevaar. Dus prefereren we allemaal om in onze stoel te blijven zitten. Met een biertje, liefst nog het zonnetje op onze snoet… Want onze natuur zegt dat we moeten rusten op momenten dat er geen gevaar is. Om naar buiten te gaan om te lopen, moet je dat dier in jezelf doden. Ik weet dat het niet gemakkelijk is. Maar dat is wel nodig om te presteren. Want resultaten komen niet uit de lucht gevallen.”
Voetbaltrainer of taxichauffeur?
Bölöni kan er zich over opwinden. Zoals hij zich ook tijdens een wedstrijd kan opwinden. Een uur na dit interview speelt Antwerp een oefenwedstrijd tegen Torrevieja. Zoals steeds met een vriendschappelijk duel posteert Bölöni zich op een zitje in de tribune. Maar wat hij in de eerste helft ziet, zint hem niet. Zijn spelers zijn te passief. Als straf laat hij zijn ploeg na de rust met tien spelen en gaat hij zelf weer langs de lijn staan. Druk coachend, zijn spelers achter de veren zittend. Lopen zullen ze. Het is Bölöni ten voeten uit. Eigenlijk is het best een warme man, maar eens aan een voetbalveld verandert hij. Dan verliest hij zichzelf in het spelletje, in de kleinste details, in de scheidsrechters. Zelfs op zijn 64e heeft hij de kunst van het relativeren nog niet onder de knie. Toch niet langs een voetbalveld. “Ik ben nu eenmaal gebeten door de voetbalmicrobe. En ik ben een maximalist. Daarmee bedoel ik dat ik alles perfect wil doen. Als ik in de tuin werk, moet het gras perfect gemaaid zijn en mag het onkruid geen kans krijgen om door te groeien. Maak ik mijn appartement schoon, dan zal dat tot in de details gebeuren. Weet je, ik wilde eigenlijk nooit trainer worden. Want als voetballer speelde ik bij de ploeg van het leger. Daar bepaalde een officier, die niks van voetbal kende, het sportieve beleid. Die mannen beslisten of een trainer goed was of niet. Ik had geen goesting om beoordeeld te worden door een kolonel of generaal die nooit gevoetbald had of nooit een training had gegeven. Maar na mijn carrière wilde ik in Frankrijk blijven. Ik was te laat buiten Roemenië gaan voetballen om na mijn carrière te kunnen rentenieren, dus moest ik een job zoeken. Mijn diploma van tandarts was in Frankrijk niets waard en ik had niet de energie om opnieuw te gaan studeren. Daarom had ik twee keuzes: taxichauffeur of voetbaltrainer worden.”
Kenners onder mekaar
Dat hij vandaag op zijn 64e nog steeds voetbaltrainer is, heeft hij te danken aan Luciano D’Onofrio. Na een pauze van twee jaar belde die Bölöni afgelopen zomer op. “Meer dan een jaar was ik bezig met belangrijkere dingen dan voetbal. Zaken waarvan jullie misschien een vermoeden hebben waarover het gaat, maar waar ik niet dieper op wil ingaan. Ik hoop dat je dat respecteert. Als Luciano me twee maanden eerder had gebeld, had ik wellicht geweigerd. Maar nu was ik er klaar voor. De voetbalmicrobe had me weer te pakken toen ik dat telefoontje kreeg. Gelukkig was het Luciano die belde, want voor iemand anders had ik de keuze voor Antwerp niet gemaakt. Maar omdat hij achter dit project stond, wist ik dat het de moeite waard zou zijn. Het turbulente afscheid bij Standard is nooit blijven hangen. Hij is een van de grootste voetbalkenners waarmee ik heb samengewerkt. We zijn het niet altijd over alles eens, hé. Maar we hebben allebei een soort intelligentie waardoor we ons kunnen aanpassen aan bepaalde situaties. Wie zegt dat hij alles van voetbal kent, die liegt. Maar wij kennen er wel veel van.” (lacht) Zoveel zelfs dat Antwerp onder de leiding van het duo D’Onofrio - Bölöni vandaag, negen wedstrijden voor het einde van de reguliere competitie, op de vierde plaats staat met zeven punten voorsprong op het nummer zeven. Het kan Play-off 1 al ruiken. En dat met een inderhaast samengestelde groep. Want sinds de intrede van D’Onofrio werden er op zeven maanden tijd al 22 nieuwe spelers binnengehaald. Dat Bölöni dat bonte allegaartje tot een van de sterkste collectieven van de competitie kon smeden, is straf. “Laat me zeggen dat bepaalde spelers me verrast hebben. Play-off 1? We moeten nu gewoon proberen overeind te blijven in die eerste drie matchen tegen Club Brugge, AA Gent en Charleroi. En dan kan alles. (cynisch) Europees voetbal, de titel… Ach, we zien wel. Het kan ook snel keren, hoor. We zijn er nog lang niet.”
Maar het is wel straf dat Bölöni praktisch overal waar hij komt ook succes boekt. “Ik ben gewoon iemand die zeker is dat zijn manier van werken de juiste is.” Of zoals Jelle Van Damme het verwoordde vorige week: “Hij doet vandaag nog oefeningen waarmee hij twintig jaar geleden succesvol was.”
Bölöni: “Ik ben nu 25 jaar trainer. De fouten die iedereen maakt, die heb ik in het verleden al gemaakt. Na zo’n lange carrière is het moeilijk om nog grote fouten te maken. Ik ben alle problemen al eens tegengekomen in mijn carrière. Daarom maak ik ook geen grote fouten meer. Of toch minder en minder.”