Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Rubens en Brueghel waren topteam”
Rubens en Jan Brueghel de Oude hebben veertig schilderijen samen gemaakt. Christine Van Mulders onderzocht ze in het kader van het
In studiecentrum Het Rubenianum werd gisteren deel XXVII, 1 van het voorgesteld, een monumentale encyclopedie van alle 10.000 werken van Rubens. De eerste studie verscheen in 1968. Tegen 2020 moet de definitieve catalogus van zijn oeuvre klaar zijn.
Rubensspecialisten uit de hele wereld onderzoeken elk een afgebakend thema uit het oeuvre. De Antwerpse Christine Van Mulders nam de samenwerking van Rubens met zijn vriend en collega Jan Brueghel de Oude voor haar rekening. Van Mulders, die momenteel conservator is voor de collectie zestiende eeuw in het Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen, begon haar carrière 25 jaar geleden in het Rubenianum, waar ze redactiewerk voor de oeuvrecatalogus deed. Ze kreeg toen al de vraag om zelf een deel van het Corpus te verzorgen. “Met veel goesting heb ik toen de
Corpus Rubenianum samenwerking met Jan Brueghel voorgesteld. Ik heb er lang aan gewerkt omdat ik het steeds na mijn uren moest doen. Pas de laatste jaren heb ik de studie kunnen afronden”, geeft ze eerlijk toe.
Rubens en Jan Brueghel de Oude hebben zo’n veertig schilderijen samen gemaakt. Rubens nam de figuren voor zijn rekening, Brueghel het decor. “Samenwerkingen tussen schilders gebeurden omdat elk zijn eigen specialiteit had, of omdat verzamelaars dat interessant vonden”, legt Van Mulders uit. “Rubens en Brueghel de Oude hadden zo een samenwerking niet echt nodig. Toch namen ze wellicht zelf het initiatief omdat ze elkaar apprecieerden. Ze verkeer- den in dezelfde hofkringen en hadden dezelfde sociale status. Nadien volgden er spontaan opdrachten uit de hoogste kringen.”
Voor die veertig werken zocht Van Mulders uit welke schilder het initiatief nam. “Dat gebeurde op basis van de opdrachtgever, maar ook op basis van de ondertekening. Wie het initiatief nam, zette het werk uit en zorgde voor de Bij Brueghel is de ondertekening gedetailleerder en meer beschrijvend, bij Rubens los en chromatisch.”
finishing touch.
De samenwerking was zo succesrijk dat er van de veertig ‘principalen’ een veelvoud aan kopieën en varianten werden gemaakt. Na de dood van Jan Brueghel de Oude zou zijn zoon jan de Jongere er zelfs een hele handel van maken. “In die werken gaat het over toeschrijvingsproblematiek. Komen ze uit het atelier of de entourage, of zijn ze zelfs van latere datum?”, geeft Van Mulders aan. “Het kwaliteitsverschil met de principalen springt in het oog. Het teamwork tussen Rubens en Jan Brueghel de Oude was het summum van kwaliteit en prestige.”