Non-fictie
Zestien jaar geleden, vlak na de bankencrisis, verscheen het eerste deel van een van de meest iconische romanreeksen aller tijden. Dat heb ik niet beslist, The hunger games van Suzanne Collins belandde enkele jaren geleden op de officiele BBC-lijst van honderd invloedrijkste Engelstalige romans. Niet alleen de romanreeks, ook de verfilming ervan bereikte ontelbare fans wereldwijd, mezelf inclusief. Het verbaast me niet dat het boek net in 2008 uitkwam, toen de absurditeit van de ongelijkheid in de wereld, en de wreedheid van een meedogenloze elite, weer pijnlijk duidelijk werd. In tijden die dystopisch aandoen, schrijven schrijvers dystopische romans als waarschuwing. Ook nu rollen die weer vlot van de drukpers, en ook dat mag niet verbazen.
Maandagavond vond het Met Gala in New York plaats, de hoogmis van de extravagante mode. Beroemdheden poseerden in indrukwekkend samengestelde stukken stof voor honderden flitsende camera’s. Huis-tuin-en-keukenfashionista’s zoals ik vergaapten zich eraan en recenseerden in gedachten alle looks. Terwijl ik scrolde door de plaatjes van jurken, pakken en hoofddeksels, kwam ik ook beelden van de aanval op Rafah tegen. Cardi B in zwart gewaad werd gevolgd door een zwartgeblakerde huilende peuter. De grens tussen fictie en non-fictie vervaagde en Collins’ dystopie spatte van mijn scherm. In het hedendaagse Capitool flaneren de rijken frivool, terwijl in allerlei districten wereldwijd kinderen tot hongerspelen worden gedwongen en verzet hardhandig wordt verdrongen.