Een wandelzoektocht waar je die niet verwacht
Dirk Braeckman onderwierp beelden uit de collectie van het Antwerpse Fotomuseum aan een extreme make-over. Bezwerend en ongrijpbaar als vanouds. Maar dit keer met handleiding.
Het Fomu is een beetje klaar met de klassieke manieren om zijn eigen collectie te presenteren. Die collectie is enorm: meer dan vier miljoen foto’s, boeken en camera’s. Tot voor kort werden die getoond in chronologische of thematische opstellingen, zoals het al decennia op zoveel plekken gebeurt. In 2021 werd de bocht ingezet met Re-collect, een puur intuïtieve selectie uit de recente museumaankopen. Vorig jaar ging het roer helemaal om en kreeg de Brits-Keniaanse kunstenares Grace Ndiritu carte blanche als gastcurator. Zij wou het publiek naar eigen zeggen meenemen op een ‘sjamanistische reis’ door de collectie. Ndiritu bouwde een huis met muren in zachte kleuren, tapijten en planten, toonde naast foto’s ook textiel en schilderkunst.
Dit jaar is Dirk Braeckman (°1958) aan zet. Er is sprake van een primeur: voor Echtzeit, zoals deze expo heet, ging hij voor het eerst aan de slag met een bestaande collectie. De beelden die hij selecteerde, gebruikte Braeckman als basis voor nieuw, eigen werk. 140 van die nieuwe creaties zijn verzameld in een boek. Een deel ervan is te zien tegen de witte museummuren. Stuk voor stuk dragen de werken Braeckmans unieke, intussen welbekende signatuur. De kunstenaar heeft een patent op duistere beelden die “in zichzelf besloten” zijn, zoals hij het zelf al eens even accuraat als hermetisch omschrijft. Ze zijn doorgaans nochtans uitgesproken figuratief. Braeckman fotografeert graag transitzones zoals hotelkamers, gangen en hallen, plekken van begeerte, onbehagen of mogelijk gevaar. Gordijnen, bedden, fauteuils, donkere deuren, naakte of halfnaakte vrouwen krijgen een hoofdrol. Maar we zien ze zoals we ze nooit eerder zagen.
Curator en auteur Martin Germann heeft het eens helder verwoord: “Het is alsof Braeckman zijn wereld aan een langdurige studie onderwerpt vanuit een verre plek, een plek die misschien wel uit troebel water bestaat?” Wie wil weten wat, wanneer en waarom, is eraan voor de moeite. Onze interpreterende blik wordt door zijn beelden “afgestoten zoals waterdruppels door een gelakt oppervlak”, in Germanns woorden.
Dat heeft vooral te maken met Braeckmans manier van werken. Hij fotografeert op film, ontwikkelt de rolletjes, maar laat de negatieven dan vaak jaren liggen of rondslingeren en letterlijk stof of iets anders vergaren, alvorens ermee aan de slag te gaan en tot een enigszins definitieve print te komen. Enigszins, want ook die print kan weer aan een heel leven beginnen. Braeckman noemt al zijn beelden “voorlopig”.
Zijn oeuvre is één en al vertraging en bevraging in een wereld die almaar stelliger is en, zeker als het over beelden gaat, steeds sneller en doller draait. En het is één lange deconstructie, of zelfs destructie, van Cartier-Bressons “moment décisif”, dat nu-of-nooit-moment, die fractie van een seconde waarin vorm en inhoud zogezegd perfect samenkomen. De prints die wij uiteindelijk te zien krijgen, zijn totaal losgekoppeld van het ogenblik waarop Braeckman de eerste keer de sluiterknop indrukte en dat allang verdwenen is in de nevelen der tijd.
Plaatjes paren
Maar in Echtzeit doet hij de mist optrekken als nooit tevoren. Want behalve zijn nieuw eigen werk, zijn er ook twee rijen kijkkasten opgesteld. Daarin zie je de collectiestukken waarmee Braeckman aan de slag ging. Een meesterzet. Zelden zullen toeschouwers langer en met meer verwondering naar zijn beelden kijken dan hier. Wij zagen bezoekers continu heen en weer wandelen tussen Braeckmans creaties en die kasten, waar ze op zoek gingen naar de ‘originelen’. Een Braeckman-expo met wandelzoektochtgehalte, wie had het ooit kunnen denken?
Werkelijk alles draagt kunst in zich, toont Braeckman opnieuw
Werkt dat bronmateriaal niet onttoverend? Integendeel. Je krijgt alleen meer achting voor Braeckmans verbeeldingskracht, voor de radicale grenzeloosheid en openheid waarmee hij naar de wereld kijkt, en voor zijn tovenarij in de donkere kamer. Uit de collectie koos hij vooral functionele beelden, die destijds gemaakt zijn zonder uitgesproken artistieke ambities. Ze bestrijken de periode vanaf midden negentiende eeuw, toen de fotografie nog een baby was, tot rond 1960. We zien lucht- en productfoto’s, medische beelden, snapshots en kiekjes uit familiealbums, erotisch en pornografisch materiaal, forensische foto’s van plaatsen delict.
Braeckman heeft alles gefotografeerd en dan aan een ingrijpende metamorfose onderworpen door de prints te beschilderen of bekladden, met een mes of schaar te bewerken, en zwaar te vergroten, van bijvoorbeeld klein postkaart- naar stevig posterformaat. De resultaten zijn fascinerend en bezwerend als vanouds. Hoe hij van pakweg een foto van een rolstoel die de Brusselse vakfotograaf François Smeesters eind negentiende eeuw maakte, tot een David Lynchachtig tableau komt dat twijfelt tussen dreiging en sensualiteit, het is wonderlijk. Werkelijk alles draagt kunst in zich, toont Braeckman opnieuw.
En naar even goeie gewoonte liggen zijn beelden voorbij de klare, duidende taal, in het rijk van de poëzie. Braeckman liet al vaker romanciers en dichters naar zijn werk kijken. Dat doet hij ook in Antwerpen, waar je via een audiogids kan luisteren naar teksten van Alara Adilow, Yousra Benfquih, Niña Weijers en Peter Verhelst. “Naar de foto kijken is dromen over waarheden die als huizen in het landschap staan”, declameert Adilow. Af en toe schijnen ze even op te doemen, maar altijd blijken het fata morgana’s. “Je bent alleen en jij alleen zal je weg moeten vinden door deze dromen,” zegt ze nog. Zo is het precies.