“Plaatsen die veilig zijn voor vrouwen, zijn veilig voor iedereen”
Van “ik ga tegen je moeder zeggen dat je nog buiten bent” tot de hele dag aangestaard worden: vrouwen in grote steden krijgen vaak te maken met straatintimidatie. Door zijn pleinen en parken onder handen te nemen, wil Brussel daar verandering in brengen.
Salma Douiri (21) groeide op in de Brusselse woonwijk Papenvest, net zoals haar moeder, die in een van de grote, grijze sociale woonblokken geboren werd. Twee jaar geleden moesten de bewoners tijdelijk verhuizen naar sociale woningen elders in de stad, omdat de wijk Papenvest herontwikkeld zou worden. De gezinnen vertrokken als eerste, de alleenstaande mannen bleven over. “Zij domineerden de wijk”, zegt Douiri. “Ze stonden vaak in groep aan de pleintjes. Als ik met vriendinnen voorbij hen moest, maakten we een omweg.” De mannen vielen hen lastig of scholden hen uit. “Ze zeiden: ‘de plaats van de vrouw is thuis’, of dreigden aan mijn moeder te vertellen dat ik nog buiten was.”
Vorige zomer richtte Douiri, wier volledige leven zich in de wijk afspeelt, er een meisjeswerking op. “Om meisjes uit hun huis te krijgen”, zegt ze. Haar moeder organiseerde een huiswerkklas voor de kinderen uit de buurt.
Nu intussen ook de meeste mannen verhuisd zijn, staan drie van de vijf woonblokken volledig leeg. In de andere twee wonen nog hooguit enkele mensen. Er hangen spinnenwebben aan de ingeslagen ramen, de gordijnen zijn gescheurd, achtergelaten satellietschotels aan de muren zijn verroest, sommige appartementen werden gekraakt. Ook de straten en het pleintje ogen somber. “Vroeger hing hier een familiale sfeer, was er altijd leven op straat, en kende iedereen elkaar”, zegt Douiri.
Picknicken
Samen met het sociale weefsel verdween het veiligheidsgevoel uit de wijk. “Voordien creëerde de sociale dynamiek er nog een safe space”, zegt Gitte Van Der Biest, medewerker Jeugdparticipatie bij JES. De Brusselse jeugdwerking publiceerde onlangs een onderzoek naar de publieke ruimte in grootsteden en concludeerde dat die overwegend “mannelijk” is ingericht: er zijn te weinig parkjes en beschutting en de banken staan te centraal, wat mannen comfortabeler vinden. Vrouwen voelen zich op zulke centrale banken daarentegen vaak bekeken.
Vroeger gold dat ook voor het Fontainaspark, vlak bij het historische hart van de hoofdstad. “Toen dat nog alleen uit een speeltuin, gras en banken bestond, staarden de mannen de vrouwen de hele dag aan”, zegt Douiri. Tien jaar geleden gaf de stad het park een make-over: de bankjes werden verspreid, er kwamen een sportveld aan de zijkant van het park en twee pingpongtafels. Sindsdien bracht Douiri, toen ze nog op de middelbare school zat, er al haar middagpauzes door.
Het nieuwe ontwerp had een positief effect, zegt ook Van der Biest: “Parken die verdeeld zijn in zones, werken goed voor meisjes. Doordat het sportveld nu aan de zijkant van het park ligt, domineert het niet de hele ruimte. Iedereen kan in het park zijn plek vinden. Er is genoeg gras waar mensen kunnen picknicken, of waar kinderen kunnen spelen of fietsen.”
“Alleen commerciële of toeristische plaatsen voelen voor mij als safe spaces. Maar ik wil me ook veilig voelen in mijn wijk, niet alleen in het centrum”
Lamia El Azzimani
Rechtenstudente
Daarnaast kunnen verschillende ingangen leiden tot een groter gevoel van veiligheid. “Als mensen door het park heen wandelen om van de ene kant naar de andere te raken, is er meer leven.” Op die manier is er ook meer sociale controle, zegt Van der Biest. Die kan ook gerealiseerd worden door bijvoorbeeld de aanwezigheid van een parkwachter, of een buurthuis in de omgeving van het park.
Eeuw van de man
Jessica Vosters, net als Van Der Biest medewerker Jeugdparticipatie bij JES, spreekt van een “westers probleem, dat samenhangt met hoe wij onze steden hebben ontworpen. Net zoals de meeste dingen in onze maatschappij, is de norm voor stedenbouw mannelijk. We vergeten dat soms, en kunnen ons niets anders voorstellen”, zegt ze. “Ook de opleidingen stedenbouw en ruimtelijke planning zijn daarop ingesteld.” Bovendien, zegt de jeugdwerker, wordt er nog te vaak top-down ontworpen, volgens een strak afgelijnd plan. “Terwijl naar de ervaringen van vrouwen luisteren en op basis daarvan een ontwerp maken, naar een meer inclusieve stad leidt.”
Rechtenstudente Lamia El Azzimani (19) zegt dat ze zich op maar weinig plaatsen in haar stad veilig voelt. “Als er iets gebeurt, heeft niemand het gezien”, zegt ze. Voor haar voelen “alleen commerciële of toeristische plaatsen als safe spaces. Plaatsen waar winkels en cafés zijn, en waar de economie draait.”
In het stadscentrum is aan zulke plaatsen geen gebrek, waar het ook ’s avonds licht en druk is. Zulke plaatsen zouden er meer moeten zijn, ook verder weg van commerciële of toeristische omgevingen, zegt ze. “Ik wil me veilig voelen in mijn wijk, niet alleen in het centrum.”
Het stadsbestuur zegt zich bewust te zijn van de uitdaging. “Brussel is grotendeels ontworpen in de negentiende eeuw, de eeuw van de man”, zegt schepen van Openbare ruimte Anaïs Maes (Vooruit.brussels). “Om de stad inclusief te maken voor iedereen, is een focus op meisjes en vrouwen noodzakelijk. We moeten een inhaalbeweging maken, en in onze keuzes focussen op hun plek in de publieke ruimte.”
Er zijn al concrete plannen. Zo is voor de heraanleg van de Nieuwe Graanmarkt, in de Dansaertwijk, ook geluisterd naar de vrouwen die in de buurt wonen. Het plein bestaat nog uit een basketbalveld en een parking, maar binnenkort wordt het met groen, een speeltuin en verspreide bankjes een “inclusieve plek, die meisjes en vrouwen op een veilige manier kunnen gebruiken”, zegt Maes. “Het is de eerste keer dat de genderdimensie expliciet is meegenomen bij een heraanleg. Die focus op de ervaring van vrouwen is noodzakelijk, want als het veilig is voor vrouwen, is het veilig voor iedereen.”