Geen winnaars na de vechtscheiding
Vijf jaar na het noodlottige referendum maakt Timothy Garton Ash de balans op. De Brexit heeft zowel Europa als Groot-Brittannië verzwakt.
Dat de Britse unie verzwakt is, moge duidelijk zijn. Een nieuw referendum over de Schotse onafhankelijkheid laat zich geen jaren meer tegenhouden. En deze keer kunnen Schotse nationalisten het pleit winnen, met het argument dat Schotland de Britse unie moet verlaten om weer toe te treden tot de Europese.
Ook een stemming over de Ierse eenmaking lijkt dichterbij dan ooit, toch sinds het Belfast-akkoord van 1998 daar de deur voor openzette. Boris Johnsons regering heeft geen enkele strategie om de unie bijeen te houden.
Vooralsnog bleven de negatieve economische gevolgen van de Brexit toegedekt door de impact van de pandemie, maar stilaan trekt de covid-mist op. Zo tonen officiële cijfers dat de export naar de EU van voeding en drank met bijna 50 procent is afgenomen in het eerste kwart van 2021.
De jubelende fotosessies op de G7-top in Cornwall ten spijt is de internationale invloed van Groot-Brittannië tanende. Neem het New Atlantic Charter waarmee het VK en de VS de tachtigste verjaardag wilden vieren van het oorspronkelijke Atlantic Charter, in 1941 ondertekend door Winston Churchill en Franklin D. Roosevelt. Die onschadelijke catalogus van goede bedoelingen onderstreept vooral het verschil tussen de wereldwijde invloed van Groot-Brittannië toen en nu.
Voor landen als Duitsland en Frankrijk ligt hun strategische toekomst in de ‘Europese soevereiniteit’ van de Europese Unie, net die organisatie die Groot-Brittannië de rug heeft toegekeerd.
Gebroken systeem
Dat de Europese Unie verzwakt is, lijkt minder opvallend. In Brussel en Parijs zijn er zelfs die het omgekeerde beweren: nu die vervelende Britten eruit liggen, kunnen er eindelijk stappen worden genomen richting Europese integratie. Nooit was de eenheid tussen de EU-lidstaten groter dan tijdens hun onderhandelingen met Brexit-Brittannië.
Maar voor wie droomt van een ‘geopolitiek’ Europa, één dat zijn voet kan zetten naast een supermacht als China, is het verlies van een lidstaat als het VK met zijn financiële, diplomatieke, militaire en andere troeven, niet te onderschatten. Precies op het moment dat ze zou moeten toenemen, heeft de Unie aan slagkracht ingeboet.
Bovendien bereikt het euroscepticisme een alarmerend peil. Sinds 2000 is het stemmenaandeel van eurosceptische partijen binnen de EU meer dan verdubbeld. Volgens een recente peiling zegt meer dan 50 procent van de Fransen, Duitsers, Italianen en Spanjaarden dat het politieke systeem van de EU eerder ‘gebroken’ is dan ‘goed functionerend’. Slechts 46 procent van de Duitsers en amper 38 procent van de Fransen vindt het een goede zaak dat hun land lid is van de EU.
Dat is niet het gevolg van de Brexit. Het duidt eerder op het soort bezorgdheid dat ook veel Britten in het Brexit-kamp duwde. Dat wordt nog aangescherpt door het feit dat er nu een ex-lid is waartegen de prestaties van de EU kunnen worden afgewogen. De peiling dateert ook van april, toen het contrast tussen de vaccinatiecampagnes in het VK en in de EU het grootst was.
Volgens de Nederlandse politicologe Catherine de Vries teert het euroscepticisme op zulke vergelijkingen. Zelfs al vinden de meeste Europeanen dat de Brexit een vergissing is, dan nog zien ze Groot-Brittannië beter presteren op bepaalde punten, niet alleen op het vlak van vaccinaties.
Onhandige kunstgreep
Van welke kant van het Kanaal je het ook bekijkt, de relatie is slecht. Als continentale Europeanen het nog over Groot-Brittannië hebben, dan is dat met verbijstering, irritatie of minachting. In diezelfde peiling ziet nauwelijks 14 procent van de Duitsers
het VK als een bondgenoot van Europa – in termen van ‘een land dat onze belangen en waarden deelt’. Een groter deel (20 procent) noemt Groot-Brittannië een rivaal. En ja, 34 procent beschouwt het als een ‘noodzakelijke partner’ van Europa, maar 31 procent zegt hetzelfde over Rusland en 28 procent over China.
We moeten het onderscheid maken tussen onvermijdelijke en te vermijden spanningen. Onvermijdelijk is de toenemende concurrentie, zeker nu de regelgevende spreidstand er in bepaalde sectoren alleen maar groter op wordt. Zie Noord-Ierland: het is een logische onmogelijkheid om een gesloten grens tussen GrootBrittannië en de EU te verzoenen met een open grens tussen Groot-Brittannië en Noord-Ierland, Noord-Ierland en de Ierse Republiek, en de Ierse Republiek en de EU. Het NoordIerse protocol probeert die kwadratuur van de cirkel op te lossen met een onhandige kunstgreep. Zoiets doen werken kan niet zonder vertrouwen en goeie wil, maar laat dat nu net zijn waaraan het ontbreekt.
Dat het wederzijdse wantrouwen zo groot is en dat er met zoveel modder gegooid wordt, was allesbehalve onvermijdelijk. Negentig procent van de schuld daarvoor ligt bij de Britse regering, in het bijzonder bij Johnson en hoofdonderhandelaar David Frost. De bombast. De drang om te scoren. De bereidheid om internationale verdragen met voeten te treden. De weigering om een structurele band met de EU te onderhouden die verder gaat dan de strikte implementatie van de akkoorden rond de uittreding en vrije handel.
We moeten streven naar een VK waar een meerderheid de voordelen ziet van een EU-lidmaatschap, en naar een EU die het zo goed doet dat zelfs die vervloekte Engelsen er weer bij willen horen
Een volslagen vreemde
Maar een klein deel van de verantwoordelijkheid ligt ook aan de andere zijde, en dan vooral bij de Europese Commissie. Onlangs nam ik deel aan een onlinevergadering met iemand van de Commissie die nauw betrokken is bij de relaties met het VK. Groot-Brittannië? Niet meer dan ‘een derde partij’, herhaalde ze meermaals met een stem vol ergernis.
Dat is inderdaad de wettelijke stand van zaken: na een scheiding worden twee mensen volgens de wet ‘derde partijen’. Maar Groot-Brittannië en de EU zijn meer dan 45 jaar getrouwd geweest. Beeld je in dat iemand na 45 jaar huwelijk niets anders over zijn voormalige echtgenoot te zeggen heeft dan dat hij of zij ‘een derde partij’ is, een volslagen vreemde. Van het leidinggevende kader van de EU mag je meer historisch bewustzijn en een strategischer taalgebruik verwachten.
Waar we op termijn naar moeten streven, is een Groot-Brittannië waar een duidelijke meerderheid de voordelen ziet van een vernieuwd EU-lidmaatschap, en naar een EU die het zo goed doet dat zelfs die vervloekte Engelsen er weer bij willen horen.
Ondertussen moeten we waken over onze banden, in de geest van het gebed van theoloog Reinhold Niebuhr: met de moed om te veranderen wat kan worden veranderd, de kalmte om te aanvaarden wat niet veranderd kan worden en de wijsheid om dat onderscheid te maken.