‘Wat als iemand anders mijn zoon begraven heeft?’
Al sinds oktober zoekt Larissa Doerejan haar 20-jarige zoon Mxitar. Volgens het leger is hij gesneuveld in de oorlog van Nagorno-Karabach, maar na een DNA-test bleek het niet om haar zoon te gaan.
Acht maanden geleden kwam er een einde aan de oorlog tussen Armenië en Azerbeidzjan in de enclave Nagorno-Karabach. Het conflict kostte aan meer dan 5.000 mensen het leven, en veel soldaten zijn nog altijd vermist. In Armenië zoeken families wanhopig nieuws over hun geliefden.
Larissa Doerejan is al sinds oktober op zoek naar haar 20-jarige zoon Mxitar. Hij was gestationeerd in Füzuli toen de oorlog in september vorig jaar uitbrak. Op 12 oktober belde hij zijn moeder op om te zeggen dat hij overgeplaatst werd, zonder te zeggen waarheen. Sindsdien heeft ze niets meer van hem vernomen.
‘Het leger stuurde me het lichaam van een jongen die de jas van mijn zoon droeg’, vertelt ze. ‘In de zak van de jas hadden ze ook Mxitars kredietkaart gevonden. Het gezicht was onherkenbaar. Mijn zoon heeft veel littekens op zijn handen door een operatie die hij als tiener ondergaan heeft. Dus keek ik meteen naar de handen van dat lijk. Die waren smetteloos, zonder enig litteken.’
‘Ik had mijn DNA al afgestaan, en ik vroeg of ze het gecontroleerd hadden. Ze antwoordden dat het zeker mijn zoon was, omdat ze zijn jas en kredietkaart hadden aangetroffen op het lijk. Ik drong er echter op aan dat ze het DNA toch zouden checken.’ Toen ze dat alsnog deden, beseften de autoriteiten dat het inderdaad niet om Doerejans zoon ging.
‘Stel je voor dat ik die jongen, de zoon van iemand anders, begraven had’, zegt ze. ‘Dan zouden die ouders hem nooit meer teruggevonden hebben. En wat als iemand anders mijn zoon begraven heeft, in de veronderstelling dat het hun kind is?’ Sinds de vergissing aan het licht kwam, is Doerejan de mortuaria, ziekenhuizen en online sites blijven afschuimen.
Het is niet duidelijk hoeveel soldaten nog vermist zijn. De Armeense premier Nikol Pasjinjan had het midden april over 3.621 bevestigde doden, 321 vermisten en 200 lichamen die nog geïdentificeerd moesten worden.
Witte fosfor
Sinds de oorlog in Nagorno-Karabach worden laboratoria overspoeld met honderden beenderen en lichaamsdelen. Dat het DNAonderzoek zo moeizaam verloopt, heeft niet alleen te maken met het grote aantal slachtoffers. ‘De lichamen waren mechanisch en chemisch toegetakeld’, legt forensische genetica-expert Diana Haroetjoenjan uit. ‘We hebben enkele botfragmenten die zo diep verbrand en zo beschadigd zijn dat we niet weten of we ze ooit kunnen identificeren.’ Armenië heeft Azerbeidzjan ervan beschuldigd dat het land tijdens de oorlog witte fosfor heeft ingezet, wat de brandwonden zou verklaren die aangetroffen zijn op soldaten en lichamen.
‘Groepen mensen werden verbrand. Er werd een put gegraven en alle lichamen werden erin gedumpt. Al die beenderen moeten nu geïdentificeerd worden, en als er lichaamsdelen zijn die exact hetzelfde DNA-profiel hebben, weet je dat die afkomstig zijn van hetzelfde lichaam.’
Het laboratorium geeft beenderen al vrij nog voor ze volledige lichamen samengesteld hebben. ‘Het Rode Kruis raadde ons aan om te wachten tot we meerdere beenderen en lichaamsdelen van één persoon hebben en een lichaam kunnen samenstellen voor we ze teruggeven aan de familie’, zegt Haroetjoenjan. ‘Kun je je voorstellen dat we aan families zeggen dat we hun zoon gevonden hebben, maar dat we hem nog niet teruggeven? Dat gaat gewoon niet. Families kunnen niet wachten, en zetten ons onder druk.’
‘Ouders vertrouwen ons niet. Ze brengen DNA-stalen van iemand die geen deel uitmaakt van de familie’
Anna Hovhannisijan
Ceo van privébedrijf dat DNAtests uitvoert
Kostbare tijd
Sommige families vertrouwen de resultaten van het officiële laboratorium niet. Dus beslissen ze om DNA-stalen naar labo’s buiten Armenië te sturen of privébedrijven te raadplegen. Anna Hovhannisijan is de ceo van een privébedrijf dat DNA-tests uitvoert. ‘Mensen komen naar ons met een DNA-test van het officiële labo en met DNA-stalen’, zegt Hovhannisijan. ‘Ze geven me het staal en ik voer hetzelfde internationaal erkende onderzoek met markers uit als in het officiële labo is gebeurd.’ Tot dusver heeft ze nog maar enkele stalen dubbel gecontroleerd, zonder de families daar iets voor aan te rekenen. Al die stalen kwamen effectief overeen met de resultaten van het officiële laboratorium – wat betekent dat er geen fout was gemaakt – op één na.
‘Ik heb al enkele mensen moeten weigeren, omdat ik niet de tijd en de middelen heb om zoveel tests uit te voeren’, zegt ze. ‘Dus nemen de mensen die er de financiële middelen voor hebben contact op met laboratoria in Europa of de Verenigde Staten.’
‘Ouders vertrouwen ons niet, en stellen ons op de proef. Ze brengen DNA-stalen van iemand die geen deel uitmaakt van de familie en zeggen dat het staal van een familielid komt. Zo willen ze nagaan of we zullen zien dat het afkomstig is van iemand van de familie of niet. Natuurlijk voeren we die tests echt uit en stellen we effectief vast dat het staal niet afkomstig is van de familie. Maar op die manier verliezen we kostbare tijd.’