Hoe we allergisch werden voor wachten
Een website moet snel laden, of we klikken weg. En dat pakje dat we bestelden, dat had hier gisteren al moeten zijn. Zijn we door het digitale tijdperk allergisch geworden voor wachten?
Ik moet wel stokoud zijn. Ik herinner me nog hoe ik als student in de rij stond voor de telefooncel om naar huis of met vrienden te bellen – de telefoon op kot was alleen bestemd voor noodgevallen. Van het ene op het andere been wippen van kou en irritatie omdat je voorganger asociaal lang stond te bellen, de onbestemde geur in dat krappe hokje – wat had zich daar allemaal al in afgespeeld? de beduimelde ruiten, de schunnigheden op de wand, de telefoonhoorn lichtjes klam van het oor en de hand van de vorige beller en de nummertoetsen glimmend van de ontelbare vingers die ze al hadden ingedrukt – gelukkig was er toen geen coronapandemie. Toen tegenover mijn kot een telefoonshop opende, was dat een hele verbetering: je hoefde er niet te wachten, ze hadden tien nette hokjes waar je rustig kon gaan zitten om te bellen. Dat je door de kartonnen wanden kon meeluisteren naar de halve gesprekken van je buren, zeker als ze zaten te ruziën, daar maalde ik niet om.
We zijn amper een generatie verder, mijn kinderen kennen telefooncellen alleen maar uit Harry Potter en groeien op in een wereld waar iedereen kan bellen waar en wanneer hij maar wil. Alleen, nu we dat kunnen, doen we het steeds minder: sinds 2009 gebruiken we onze smartphones wereldwijd meer om berichten en mails te sturen dan om te bellen. En als we een bericht sturen, willen we snel antwoord. Door dat ongeduld krijgt de stilte tussen het moment dat we op ‘send’ drukken en het verlossende bliepje van het binnenlopende antwoord meer betekenis: we projecteren er bezorgdheid, hoop, verveling en verlangen in, schrijft mediawetenschapper Jason Farman in zijn boek Delayed response. Hoe
langer de stilte duurt, hoe onaangenamer we het vinden. En de twee vinkjes die verschijnen als iemand je bericht heeft gelezen maar niet heeft beantwoord, irriteren ons nog meer. Geduld is geen schone deugd meer, maar een met uitsterven bedreigd gezegde. Onze verre voorouders waren noodgedwongen een stuk geduldiger dan wij. Zij moesten antwoord verwachten op berichten die te voet of per paard werden bezorgd, of meegegeven naar verre landen met een schip dat de goede richting uitging. Zelfs correspondentie per post lijkt ons nu hopeloos tijdrovend en omslachtig.