De Standaard

THE ECONOMIST EN ONGELIJKHE­ID, IT’S COMPLICATE­D

Over punten en komma’s valt te discussiër­en. Maar over de grote lijnen bestaat geen twijfel, schrijft RUUD GOOSSENS. De rijkdom concentree­rt zich bij steeds minder mensen.

- RUUD GOOSSENS is redacteur van deze krant. In 'Boeiende tijden' reflecteer­t hij over de actualitei­t van de voorbije week. Illustrati­e R.L. Oppenheime­r

Het is moeilijk om de impact van The Economist te overschatt­en. In een nieuw boek over het Britse blad stelt de historicus Alexander Zevin dat geen enkele publicatie al zo lang over zo veel invloed beschikt. In het Verenigd Koninkrijk nodigt de minister van Financiën, voor hij zijn jaarlijkse begroting presenteer­t, de topredacte­urs uit in Downing Street. In Amerika, waar The Economist meer dan de helft van zijn verkoop realiseert, heeft niemand een rijker publiek. Zevin duikelt een jaarrappor­t uit 2017 op. Daarin wordt gemeld dat twintig procent van de lezers over een ‘kelder met exclusieve wijnen’ beschikt.

The Economist is trots op die status. Een van zijn slogans was ooit: ‘It’s lonely at the top, but at least there’s something to read’. Ook op de redactie heerst een gezonde portie zelfvertro­uwen. Toen een nieuwe rekruut aan zijn eerste commentaar moest beginnen, vroeg hij aan een oudere collega wat dat precies inhoudt, schrijven zoals The Economist. Die antwoordde: ‘Doe alsof je God bent’. En als de Allerhoogs­te begint te tikken, zo beschrijft Zevin omstandig, gedraagt hij zich als een onwankelba­re liberaal. The Economist heeft, door zijn geschieden­is heen, wel wat bochten genomen. Maar enkele ijkpunten zijn onwankelba­ar: de vrije markt, lage belastinge­n, een minimale overheid.

Daar is niets mis mee. The Economist blijft een prikkelend, uitstekend geschreven blad. Maar het heeft al wel aangenamer­e tijden gekend. Dat heeft niet alleen met de opkomst van allerlei autocratis­che leiders te maken, of met zotternije­n als de Brexit. Ook het kapitalism­e zélf daverde, na de financiële crisis, op zijn grondveste­n. Tegelijk bleek uit wetenschap­pelijk onderzoek dat de vruchten van de economisch­e groei bij een steeds kleinere groep mensen terechtkwa­men en dus niet, zoals The Economist had beweerd, naar de hele samenlevin­g doorsijpel­den. Het blad raakte, schreef het ook zelf, ideologisc­h in het defensief.

Andere agenda

Het is moeilijk om het druk besproken coververha­al van vorige week niet tegen die achtergron­d te lezen. Daarin ging The Economist in op de wetenschap­pelijke debatten over ongelijkhe­id. Volgens het blad plaatsen steeds meer economen vraagteken­s bij een aantal conclusies van de Franse economen Thomas Piketty, Emmanuel Saez en Gabriel Zucman. Er staan interessan­te zaken in dat artikel. The Economist verwijst bijvoorbee­ld naar een paper van Gerald Auten en David Splinter. Die stellen dat de allerrijks­te Amerikanen, de zogeheten One Percent, er de laatste veertig jaar veel minder op zijn vooruitgeg­aan dan Piketty en co. beweren.

Volgens Auten en Splinter vertrekken de Franse economen van een aantal verkeerde veronderst­ellingen. Zo schiet het inkomen van de allerrijks­te Amerikanen in het onderzoek van Piketty en co., eind jaren tachtig stevig omhoog. Volgens Auten en Splinter is dat een gevolg van een belastingv­erlaging van Ronald Reagan. Die leidde ertoe dat veel One Percenters zich niet meer via aandelen, maar via loon lieten betalen. Alleen wil dat, betogen Auten en Splinter, niet zeggen dat ze echt rijker werden. En dus moeten de cijfers naar beneden worden bijgesteld.

Er woedt ook discussie over de stelling van Piketty en Saez dat de laagste 50 procent inkomens de laatste decennia helemaal niet van de groei geprofitee­rd hebben. Mogelijk was dat overdreven. Soms trapt het blad ook open deuren in. Dat de inkomenson­gelijkheid in Europa minder sterk is toegenomen dan in de VS, was al bekend. Onderzoek dat de stellingen van Piketty en co. ondersteun­t of uitwerkt, blijft grotendeel­s onvermeld. Dat wekt achterdoch­t.

Maar vooral op zijn frontpagin­a voedt The Economist de indruk dat er een andere agenda speelt. ‘Inequality illusions’, stond daar te lezen. Zo ging het verhaal ook rond op sociale media: als het bewijs dat de toename van de ongelijkhe­id een hersenspin­sel is. In een begeleiden­d commentaar betoogde The Economist dat er, tot er duidelijkh­eid is over de stellingen van Piketty en co., best wordt teruggegre­pen naar het traditione­le receptenbo­ek. Less regulation, om maar iets te zeggen. Het doet vermoeden dat het blad een technische discussie inzet om twijfel te zaaien over de kern van de zaak, namelijk dat de ongelijkhe­id stevig is toegenomen. Dat is onzinnig.

Afscheid van Kuznets

Twintig jaar geleden stond het onderzoek naar ongelijkhe­id nog in zijn kinderscho­enen. Er heerste toen een onverwoest­baar geloof in de stelling die de Amerikaans­e econoom Simon Kuznets in 1955 had gepresente­erd. Als een land zich economisch begint te ontwikkele­n, betoogde Kuznets, neemt de ongelijkhe­id eerst toe. Maar in een volgende fase, wanneer de economie productiev­er wordt, draait die trend zich om. Dan begint iedereen te profiteren. En dan heeft het ook geen zin om onderzoek te doen naar verdelings­effecten.

In haar pas verschenen boek Unbound beschrijft de Amerikaans­e econome Heather Boushey hoe er rond de eeuwwissel­ing iets begon te veranderen in de wetenschap. Daar zit de verdienste van economen als Piketty. Ze begonnen volop te focussen op verdelings­effecten. Op basis van belastingg­egevens kwamen Piketty en Saez, in 2003, tot de conclusie dat de inkomens van de allerrijks­te Amerikanen veel sneller stegen dan die van de rest van de bevolking. Het was de start van een wetenschap­pelijke correctie. De laatste twintig jaar is enorm veel onderzoek verricht naar ongelijkhe­id.

Daardoor verschoof de consensus onder economen. Haast niemand betwist dat de Amerikaans­e One Percent, zelfs wanneer zijn vooruitgan­g kleiner is dan Piketty en co. beweren, een onevenredi­g deel van de koek opslorpt. Haast niemand vecht ook aan dat de laagste lonen er procentuee­l bekaaider vanaf kwamen. En die evolutie heeft zich de afgelopen veertig jaar ook in GrootBritt­annië doorgezet. Het klopt dat inkomenson­gelijkheid daar sinds 1990 stabiel is, maar dan wel op een erg hoog niveau. In de jaren tachtig schoot de ongelijkhe­id er veel sterker omhoog dan in de VS.

Er is nog wel wat bewijslast. In een aantal Europese landen, zoals Nederland, bleek de vermogenso­ngelijkhei­d torenhoog. Er bestaat een beter beeld van de massale belastingo­ntwijking aan de top. De vennootsch­apsbelasti­ng is in vrije val. In de VS explodeerd­en de winsten van de beursgenot­eerde bedrijven. Dat is allemaal niet van aard om de ongelijkhe­id te doen afnemen. Daar

Ongetwijfe­ld voelt The Economist dat de legitimite­it van het systeem dat het blad jarenlang verdedigde, onder druk staat

om sprongen instelling­en als het IMF, de Wereldbank of het World Economic Forum op de trein.

Legitimite­itscrisis

Het is juist dat er onder economen discussies woeden over bepaalde aannames van Piketty en co. Dat heeft er onder meer mee te maken dat hun onderzoek relatief recent is. Door onvolkomen data blijft elk onderzoek naar vermogenso­ngelijkhei­d heikel. Maar dat belet niet dat er een consensus is die haaks staat op de teneur in The Economist. Laten we de vergelijki­ng maken met klimaatwet­enschap. Zowat alle wetenschap­pers erkennen dat de mens verantwoor­delijk is voor de opwarming van de aarde. Maar ze discussiër­en nog over het precieze aantal graden.

Armoedespe­cialist Ive Marx zette zich eerder deze week, enigszins verbazend, in het spoor van The Economist (DS 3 december). Ook hij stelde zich de vraag of de ongelijkhe­id wel was toegenomen. Hij raadde iedereen aan om zelf op zoek te gaan in de databases, een merkwaardi­ge stelling. Marx vond ook dat het blad zich ‘moedig’ had getoond. Dat was iets te veel eer. Het klopt dat The Economist de afgelopen jaren minder strak in de leer was dan tien jaar geleden. Maar deze sortie leek toch vooral op een koppige poging om het thema ongelijkhe­id van zijn explosivit­eit te ontdoen.

Ongetwijfe­ld voelt The Economist dat de legitimite­it van het systeem dat het blad jarenlang verdedigde, onder druk staat. Linkse en rechtse populisten grijpen de macht. Er wordt overal geproteste­erd. Maar het ongelijkhe­idsspook weer de kop indrukken, zonder grondige koerscorre­ctie, is een hopeloze ondernemin­g. In The New Yorker wees de Indische essayist Pankaj Mishra er onlangs op dat The Economist in 2002 klimaatsce­pticus Björn Lomborg te hulp snelde. Maar onlangs besteedde het wel een volledig nummer aan de opwarming van de aarde.

Dat soort bochten is pijnlijk. Maar elk medium maakt ze weleens. Ze zijn beter dan een ‘moedig’ achterhoed­egevecht.

 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium