DE OORLOG DIE NIET NODIG WAS?
Boek werpt nieuw licht op Amerikaanse invasie van Afghanistan
Achttien jaar al zitten buitenlandse troepen in Afghanistan. Ze zijn het land binnengevallen om Osama bin Laden te pakken en de Talibanregering uit het zadel te lichten. Volgens journaliste Bette Dam hebben de Taliban zich al in 2001 overgegeven, maar hebben de Amerikanen daar nooit iets mee gedaan. En de media gaan niet vrijuit. ‘Toonaangevende Amerikaanse en Europese media baseerden zich voor zeventig tot negentig procent op westerse bronnen.’
Als je de wortels van de oorlog in Afghanistan wilt begrijpen, moet je in Pakistan beginnen. De theorie luidt dat de Talibanstrijders, inclusief hun leider moellah Omar, in de radicale madrassa’s (Koranscholen, red.) in Pakistan zijn opgeleid. Daar zouden zij gewillige medewerkers van de Pakistaanse geheime dienst zijn geworden om het regime in buurland Afghanistan te ondermijnen en vervolgens een beleid te voeren dat gunstig was voor Pakistan. Het is een stelling die de beroemde Pakistaanse journalistschrijver Ahmed Rashid en de Amerikaanse sterjournalist Bob Woodward verdedigen en die de meeste journalisten die over Afghanistan schrijven, voor waar aannemen.
‘Toen de Taliban opkwamen, heb ik veel interviews gegeven om mijn steun te betuigen. Een aantal journalisten en schrijver Rashid hebben toen kennelijk aangenomen dat ik ze ook heb geholpen, dat ik de creator van de Taliban zou zijn geweest. Maar dat is grote onzin. Ik had moellah Omar graag willen ontmoeten, maar dat is niet gelukt.’ Dat zegt luitenantgeneraal Hamid Gul, die in de jaren tachtig het hoofd van de Pakistaanse geheime dienst was. Hij sprak in Rawalpindi met de Nederlandse Afghanistankenner en journaliste Bette Dam (39).
Vandaag verschijnt haar boek Op zoek naar de vijand, het verhaal van een terrorist die een vriend wilde zijn. Het gaat over moellah Omar, de leider van de Taliban op wiens hoofd de Amerikanen een beloning van 10 miljoen dollar hadden gezet. Gedurende vijf jaar heeft Dam onder
‘Moellah Omar had geen internationale agenda. Een leus als Make Afghanistan great again paste beter bij hem’
‘Bin Laden had een Al Qaedaagenda. Dat was een andere focus’
zoek gedaan. Ze praatte met zijn naaste medewerkers, met ministers, met Omar bin Laden die samen met zijn vader in Afghanistan verbleef, en nog andere sleutelfiguren.
Bette Dam trok naar de Jamia UloomulIslamia Binori Townmadrassa in Karachi, waar moellah Omar geradicaliseerd zou zijn. Ze sprak er met de zoon van de oprichter van de school. ‘De mensen die in de media beroemd zijn geworden als studenten van deze school, hebben hier niet gestudeerd. Moellah Omar heb ik hier nooit gezien’, vertelt hij in haar boek en hij bevestigt wat ze al van vele anderen had gehoord.
Bijna ongeletterde koranleraar
Tijdens een gesprek in Amsterdam geeft Dam háár visie op de man die zo’n mysterie is. ‘Moellah Omar is al die tijd in Afghanistan gebleven, hij was een eenvoudige, bijna ongeletterde koranleraar in een kleine school in Deh Rawod, in de zuidelijke provincie Uruzgan.’ In 1994 werd moellah Omar op vraag van Haji Bashar, een lokale zakenman, de leider van een opstand die komaf wilde maken met de tollenaars langs de wegen die de zakenmannen handenvol geld kostten. Omar had een hekel aan de chaos en de rechteloosheid in zijn land. Hij vond dat Pakistan daar mee verantwoordelijk voor was omdat het, in samenwerking met de CIA en de nieuwe Afghaanse president Burhaniddin Rabbani, krijgsheren had gesteund om het land op de Sovjets te veroveren. Door hun onderlinge strijd hadden die het land vervolgens in een burgeroorlog gestort.
‘Moellah Omar is groot geworden omdat de anderen er zo’n chaos van hebben gemaakt: ze vochten elkaar de tent uit. Daar verzette moellah Omar zich tegen. Hij had vanaf het begin een antiPakistanagenda. Hij vertrouwde de Pakistaanse geheime dienst niet. Voor mij is moellah Omar een koppige dorpeling die liever niet te veel met onbekende organisaties in zee ging. Toen hij in 1996 in Kaboel arriveerde en aan de macht kwam, zou een leus als Now We Make Afghanistan Great Again niet hebben misstaan voor zijn visie. Hij had geen internationale jihadagenda’, zegt Bette Dam.
Gebrek aan informatie
Moellah Omar had overal in het land kleine rechtbanken opgericht. De rechteloosheid was verdwenen, maar de internationale gemeenschap had serieuze bedenkingen bij het Talibanregime. ‘Eerst waren de Amerikanen niet zo negatief over de Taliban, omdat zij orde op zaken brachten’, zegt de journaliste. ‘Maar die rechtbanken vonnisten soms dat iemand moest worden opgehangen. Het beeld van de mishandelde en opgehangen vroegere president Mohammad Najibullah was slecht nieuws voor moellah Omar. Hij had gewild dat Najibulllah voor de rechter was verschenen. Hij was er ook tegen dat vrouwen werden afgeranseld. Maar toch verscheen er een filmpje waarop de religieuze politie op vrouwen sloeg. Dat was rampzalig voor het imago van de Taliban. De kritiek kwam hard aan bij moellah Omar. In 1994 hadden de Amerikanen hun handtekening gezet onder een blauwdruk van een islamitische staat. “Dit is toch wat jullie wilden?”, zei moellah Omar soms.’
Dam is ervan overtuigd dat het imago van de Taliban mee werd gevoed door het gebrek aan informatie. Ze zegt dat een BBCcollega haar had verteld dat de journalisten in die periode voor een weekje naar Afghanistan kwamen en eigenlijk al op voorhand wisten welk verhaal ze moesten maken. Ze namen niet de tijd om te onderzoeken of het artikel wel met de werkelijkheid klopte. Bovendien waren de meeste diplomaten vertrokken.
‘De Amerikaanse ambassade in Pakistan haalde al haar informatie van secundaire bronnen. Ze had er geen bij de leiders in Kandahar. Hun informatie werd bepaald door de Afghanen die naar het Pakistaanse Quetta waren uitgeweken en door de mensen rond de krijgsheer Massoud. Ik vind het verbazend dat zij zich slechts op bronnen uit éen groep baseerden’, merkt Dam op.
Osama bin Laden
In de periode waarin moellah Omar nog hengelde naar internationale steun, arriveerde in 1996 Osama bin Laden. Hij was op dat moment al in veel landen persona non grata, omdat hij gezien werd als het brein achter een heleboel terreuraanslagen. Volgens Amerikaanse diplomatieke nota’s die Dam kon inkijken, had moellah Omar Osama bin Laden elke maand in Quetta of in de dorpen op de grens tussen Pakistan en Afghanistan ontmoet. Dat klopt niet, ontdekte de Nederlandse journaliste. Zij schrijft, onder meer op gezag van de zoon van Bin Laden, dat zijn vader moellah Omar pas een jaar na zijn aankomst in Afghanistan leerde kennen, toen hij bij hem ontboden werd en te horen kreeg dat hij zich gedeisd moest houden. ‘Moellah Omar had dan wel in dezelfde strijd tegen de Russen gevochten, maar hij had een andere ideologie dan Bin Laden. Moellah Omar had een Afghaanse agenda. Bin Laden had een AlQaedaagenda. Hij haatte – begrijpelijkerwijze – SaudiArabië en de Verenigde Staten. Dat was een andere focus, een ander conflict’, zegt Dam.
Volgens haar maakten de Amerikanen Bin Laden belangrijker dan hij op dat moment was. Zij sluit niet uit dat de Saudische overheid enkele aanslagen onterecht op zijn conto heeft gezet. Maar dat maakte de situatie voor moellah Omar alleen maar moeilijker, want hij wilde de Al Qaedaman het land niet uitzetten. Als hij Bin Laden zou uitleveren, dan zou hij, net als die andere strijders die vroeger tegen de Sovjets in Afghanistan hadden gevochten, verdwijnen of doodgeschoten worden in een buitenlandse gevangenis. Dam schrijft dat moellah Omar van plan was om Bin Laden in Afghanistan te berechten en dat hij tevergeefs bij de VS heeft aangeklopt om bewijsmateriaal te krijgen. ‘Er waren geen bewijzen’, zei een Amerikaanse diplomaat jaren later aan Dam.
Het gebrek aan internationale medewerking versterkte moellah Omars idee dat de westerse wereld bevooroordeeld was en het Talibanregime en Osama bin Laden het liefst zo snel mogelijk wilde zien verdwijnen. Toen in 1998 twee zware aanslagen in Nairobi en in Tanzania honderden levens hadden geëist, bombardeerden Amerikaanse vliegtuigen de trainingskampen van AlQaeda in de Afghaanse provincie Khost, in de