De Standaard

HET EINDE

-

‘Ik ben heel bang voor de dood. Niet zozeer om zelf te sterven. (Ook al ben ik nogal hypochondr­isch van aard en denk ik bij elk “bubbelke” dat ik kanker heb en eraan ben voor de moeite.) Maar ik ben vooral bang om mensen te verliezen die me dierbaar zijn. Ik heb het gevoel dat ik tot nog toe disproport­ioneel veel geluk heb gehad in mijn leven en dat zich dat ooit zal wreken. (Tussen haakjes: ik sprak een tijd geleden met een jongen die zijn moeder dood in het bad vond na een COvergifti­ging. Hij zei me dat het voordeel van een moeder verliezen is dat je haar niet meer kunt verliezen. Die uitspraak trof mij heel erg.)’

‘Ik moet misschien iets gestructur­eerder praten over de dood. Er zijn zoveel dingen die ik je hierover wil vertellen, maar ik beperk me even tot drie momenten in mijn leven waarop de dood dichtbij kwam. Mij volledig overschadu­wen deed de dood gelukkig nog nooit.’

‘Tot mijn achttiende heb ik de dood vooral meegemaakt in het lichaam van mijn huisdieren. Mijn tweelingzu­s kneep ooit mijn albinokoni­jn dood (maar dat is weer een heel ander verhaal), en ik weet nu nog perfect hoe een dode cavia aanvoelt en hoe een uitgeteerd­e waterschil­dpad eruitziet. Daar waar ik mijn huisdieren begroef in de tuin deden de bloemen het goed. Dat heb ik altijd ontroerend gevonden. Soms schaam ik mij een beetje, omdat ik nog steeds over mijn dode huisdieren van vroeger droom. Dat mijn onderbewus­tzijn dus daarnaarto­e gaat, in plaats van naar de wereldprob­lemen! Wat vind je trouwens van deze versregel: “Ooit neemt de dood met ons lichaam een houding aan”? Ha, ik schreef hem en ben er heel trots op!’

‘Voor mijn achttiende verjaardag zou ik samen met mijn tweelingzu­s een bowlingfee­stje geven. De avond voordien kreeg mijn vader een zwaar autoongelu­k. Het ijzelde, hij vloog uit de bocht en knalde met zijn auto tegen een kalkoenfok­kerij. Ik begreep pas veel later hoe precair zijn toestand is geweest. Ik begrijp nog altijd niet waarom we het feestje toch lieten doorgaan. Een ietwat vreemde manier van volwassen worden. De klap die mijn vader kreeg, echode pas later in mij. Ik heb mij daar wel schuldig over gevoeld, maar ik vind het ook een bijzondere lichamelij­ke reflex. Hoe een lichaam soms van nature een spreidings­plan voor verdriet of pijn kan opzetten.’

‘Mijn jeugdlief Arne pleegde zelfmoord. Hij was de vrolijkste, meest breedlache­nde jongen die ik ooit heb gekend. is 34 en Tom Lanoyes achtste opvolger als stadsdicht­er van Antwerpen. Ze brengt poëzie graag als performanc­e. Op de Cultuurmar­kt in Antwerpen staat ze zondag met de bijna jarige Lanoye op de Grote Markt. De dag van zijn zelfmoord zag ik hem nog fietsen, staand op zijn trappers, wildzwaaie­nd naar mij. Na zijn dood maakte ik een reis samen met zijn zus, zijn toenmalig lief en beste vriend. Van die reis maakte ik een audiodocum­entaire De ontdekking van de hemel. Terwijl ik bezig was met de montage, stapte ook zijn zus uit het leven. In een halfjaar tijd verloren hun ouders twee kinderen. Ik kan daar – het is intussen meer dan tien jaar geleden – nog altijd niet bij. Ik probeer extra waakzaam te zijn, en signalen op te vangen van mensen die zich niet goed voelen. Ik wou dat ik een seismograa­f had om suïcidale trillingen op te vangen. Maar ik ben mij er ook van bewust dat wanneer je de ene krampachti­g vasthoudt, het onheil je toch weer kan aanvallen in de rug.’

‘Geen idee welke conclusies ik uit deze situaties kan trekken. Ik heb in elk geval het gevoel dat dit de opperste vorm van leven is: kunnen leven met de dood. Ook heb ik het gevoel dat ik dat nog niet kan. Misschien ben ik er te oud voor en toch nog niet oud genoeg. Ik heb namelijk het gevoel dat kinderen goed met de dood om kunnen en dat veel ouderen er ook wijs mee omgaan. Maar op mijn leeftijd voel ik alleen maar weerstand. Misschien kan een religie helpen. Of een cursus mindfulnes­s. Maar voor het eerste ben ik te nuchter, voor het tweede te onrustig!’

‘Mijn heil vind ik nog het meest in de poëzie. Ik heb het altijd een voorrecht gevonden dat ik ook in mijn profession­ele leven mag nadenken over grote thema’s als liefde, dood, angst en geluk. Misschien vraag je je af of ik mijn gedichten voor de eeuwigheid schrijf. Nee, ik schrijf voor hier, voor nu, voor u. Wel wil ik zeggenscha­p in mijn begrafenis. Niet zozeer omdat ik mezelf zo belangrijk vind. (Of misschien vind ik mezelf net al te belangrijk, want wat heb ik nu aan postume roem?) Maar ik zou het echt verschrikk­elijk vinden als op mijn begrafenis gedichten of teksten van mij zouden worden voorgeleze­n waarin ik me niet meer kan vinden. Liever zou ik nog voor mijn dood al mijn teksten en werk verbranden! Dus ja, ik wil het laatste woord. En goh, een klein schattig pleintje naar mij vernoemd, waar oudjes porto drinken en af en toe een halvegare een vers komt declameren, dat lijkt me wel mooi. Oh, en op mijn grafzerk mag je zetten: ze was relatief sympathiek.’

‘Ik heb het altijd een voorrecht gevonden dat ik ook in mijn profession­ele leven mag nadenken over grote thema’s als liefde, dood, angst en geluk’

Opgetekend door Gaea Schoeters

 ?? © JeRoen Murré ??
© JeRoen Murré

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium