‘Lanoye, speelt uwen brol zelf!’
Van Risjaar Modderfokker den Derde tot een vrouwelijke Hamlet en de uniforme Jossen: in zijn theaterwerk creëerde Tom Lanoye al menig onvergetelijk personage. Wij vroegen vijf acteurs en regisseurs om hun licht te laten schijnen over Lanoyes kwaliteiten als toneelauteur. ‘Het liefst zou Tom nog mee op het podium kruipen.’
De liefde voor toneel krijgt Tom Lanoye met de paplepel binnen. Zijn moeder was, zoals hij zo mooi beschreef in zijn roman Sprake
loos, een diva in het amateurtheater. Zelf legt Lanoye zich vanaf zijn dertigste toe op het toneel. In 1989 schrijft hij samen met Herman Brusselmans
De Canadese muur, een ‘harteloos familiedrama over voetbal, drank en Vlaanderen’. Daarna volgen Blankenberge, Bij Jules
en Alice en Celibaat: stukken die eveneens geworteld zijn in de Vlaamse klei en spotten met de kleinburgerlijke, bekrompen moraal. In het liefhebberstoneel worden deze teksten nog steeds geregeld opgevoerd, net als Lanoyes latere vormexperimenten
De Jossen (een absurd stuk waarin alle personages Jos heten) en Diplodocus Deks (waarin acht hoofdstukken in omgekeerd chronologische volgorde worden gespeeld).
Maar meer nog dan om deze creaties from scratch staat Tom Lanoye bekend om zijn radicale bewerkingen van klassiekers. Aan Shakespeare heeft hij een vette kluif: drie keer zal hij de Britse bard hertalen. Uiteraard in zijn magnum opus Ten oor
log, waarvoor hij drie jaar ploetert, maar de voorbije jaren opnieuw in Hamlet vs Hamlet en
Koningin Lear. Tsjechov tackelt hij eenmaal: voor Toneelgroep Amsterdam van Ivo van Hove brouwt hij De Russen!, een compilatie van Platonov en Ivanov. Maar ook de oude Grieken laten Lanoye niet los: met Mamma
Medea en Atropa maakt hij twee sterke mashups van de tragedies van Euripides.
Volgens Guy Cassiers, die bij Toneelhuis al vier stukken van Lanoye regisseerde, schuilt net daarin diens grote kracht. ‘Als Tom zich kan verhouden tot een grootmeester, haalt dat de beste versie van hem naar boven. Neem nu zijn Shakespearebewerkingen: virtuoos hoe hij de originele inhoud en vijfvoetige jamben respecteert, maar er toch een hedendaagse taal voor weet te vinden.’
à la Tarantino
Dat is fenomenaal gelukt in Lanoyes bekendste theaterstuk, Ten oorlog, naar de Wars of the
Rosescyclus van Shakespeare. In een enquête van de Universiteit van Amsterdam uit 2015 kwam naar boven dat dit dé toneeltekst is die de Nederlanders opnieuw opgevoerd willen zien, nog voor Lucifer van Vondel.
Regisseur Luk Perceval van Blauwe Maandag Compagnie kreeg vaak de vraag om de legendarische theatermarathon opnieuw op te voeren in Vlaanderen, maar zag dat zelf niet zitten. ‘Mythes moeten mythes blijven’, zegt hij. ‘Theater leeft op het moment, dat is net de schoonheid ervan.’ Het weerhield hem er niet van om in 1999, twee jaar na de première van Ten oorlog, met de vertaalde versie Schlachten! ook het Duitstalige gebied te veroveren. Momenteel bekijkt Perceval de vraag van het Bolsjoi Theater in SintPetersburg voor een Russische remake.
Dat is altijd oppassen, want in vertaling verliezen Lanoyes barokke zinnen en taalspelletjes onvermijdelijk hun finesses. Zeker in Ten oorlog dansen taal en inhoud een intense tango: van plechtstatig en vol Franse invloeden in het begin tot het Engelse trashtaaltje van Risjaar Modderfokker den Derde – een iconische rol van Jan Decleir – aan het eind. Die talige evolutie was een idee van Perceval. ‘Het origineel van Shakespeare is zelf één groot taallandschap. Bij Blauwe Maandag Compagnie hadden we geen geld om twaalf uur lang van decors te veranderen. Ik wilde de tijd laten evolueren via taal, eindigend bij
slang à la Tarantino. Daarin is Tom meesterlijk geslaagd.’
Voor de acteurs, van wie velen het schip verlieten tijdens de tumultueuze repetities die liefst achttien maanden zouden duren, was het echter vaak worstelen om die taal onder de knie te krijgen. ‘Lanoye, in ’t vervolg speelt ge uwen brol zelf!’, riep actrice Els Dottermans ooit woedend na een tryout in de Gentse Minard – tot hilariteit van Lanoye, overigens.
Sterke vrouwenrollen
Nochtans roemt zowel Cassiers als Perceval de theaterauteur Lanoye omdat hij in staat is de taal aan te passen aan de monden van de acteurs. Lanoye weet vooraf welke acteurs de rollen spelen, waardoor hij het hen als het ware al kan horen zeggen tijdens het schrijven. ‘Net als Shakespeare is Tom een taalvirtuoos, maar ook een man van het theater die weet dat zijn teksten gemaakt zijn om uitgesproken te worden’, vertelt Perceval. ‘Zijn poëzie is zinnelijk en plastisch, al schuwt hij de banaliteit en de platitude niet. Ook dat heeft hij gemeen met Shakespeare.’
Lanoye is wel een pak begaafder dan zijn illustere voorganger
Zeker in ‘Ten oorlog’ dansen taal en inhoud een intense tango
Het belang van Lanoye voor het vaderlandse theater kan niet overschat worden