Korea’s in de ban van de ringen
De politieke Spelen van Pyeongchang
BRUSSEL I Hoeveel Russische atleten mo gen vandaag hun opwachting maken op de openingsceremonie van 23ste Olympische Winterspelen? Een eenvoudige vraag? Toch niet, gisteren kon niemand er een antwoord op geven. Het hoogste internationale sport tribunaal TAS moest zich immers nog bui gen over het beroep dat 47 Russen hadden aangetekend tegen hun uitsluiting door het Internationaal Olympisch Comité (IOC).
De soap rond de Russen is typerend voor het klimaat waarin de Winterspelen van Pyeongchang gehouden worden. De ‘grote politiek’ heeft deze Spelen gegijzeld en het is tijdje geleden dat dat nog is gebeurd. In de jaren zeventig en tachtig – op het hoogtepunt van de Koude Oorlog – was de sport ondergeschikt geraakt aan de politiek. Maar vanaf de jaren negentig trad het puur sportieve weer op het voorplan. Alleen de toewijzing van de organiserende steden was nog een spel van geld en achterkamertjespolitiek. Een plek waar de Russische president Vladimir Poetin zich een prominente plaats had veroverd.
Vladimir Poetin heeft pret
Poetin heeft de voorbije twintig jaar topsport systematisch gebruikt om een nationa listische agenda door te drukken. De Russi sche atleten moesten helpen Rusland weer op de wereldkaart te zetten. En daarvoor wa ren alle middelen geoorloofd, inclusief een door de overheid opgezet dopingsysteem. De bewijzen daarvoor waren zo overweldigend dat zelfs IOCvoorzitter Thomas Bach zijn goede vriend niet langer de hand boven het hoofd kon houden.
Twee maanden geleden besloot het IOC het Russisch Olympisch Comité uit te slui ten. Er zou geen Russische vlag wapperen in Pyeongchang. Hier en daar klonk voorzich tig applaus. Eindelijk durfde het IOC op te treden. Helaas, de daadkracht bleek van kor te duur. Nauwelijks een maand later ver klaarde het IOC 400 (!) Russische atleten ‘schoon’. Ze mochten onder ‘neutrale olym pische vlag’ toch deelnemen. Vierhonderd vond zelfs Moskou van het goede te veel. Het selecteerde een ‘neutrale ploeg’ van 169 atleten, toch nog altijd goed voor de op twee na grootste delegatie na de VS en Canada. En daar kunnen vandaag dus nog eens 47 atleten bijkomen. Bovendien moet de afwezigheid van de Russische vlag met een korrel zout genomen worden. Op de olympische site hangt een reuzenposter met daarop in grote letters ‘Olympic Athletes from Russia’. Vladimir Poetin kan zijn pret niet op.
Dick Pound is boos
Hoe schadelijk deze affaire is voor het olympisch imago, bleek deze week op de jaarlijkse IOCbijeenkomst. Daar kwam het
‘Het IOC heeft niet alleen de schone atleten in de steek gelaten, het heeft de valsspelers zelfs laten zegevieren’ DICK POUND Voormalig voorzitter Wada
tot een hoogoplopende woordenwisseling tussen Dick Pound en de IOCbobo’s. Pound is de voormalige voorzitter van het Wereldantidopingagentschap Wada. Onder zijn leiding werd het systematische dopinggebruik van de Russen blootgelegd.
De manier waarop het IOC de zaak heeft mismeesterd, stuit hem tegen de borst. ‘Het IOC heeft niet alleen de schone atleten in de steek gelaten, het is er zelfs in geslaagd de valsspelers te laten zegevieren’, zei hij in volle IOCvergadering. ‘Volgens mij hebben publiek en atleten er nu nog minder vertrouwen in dat hun belangen beschermd worden. Er ging meer aandacht naar de manier waarop de Russen op de Spelen konden raken dan naar het gedrag van Rusland zelf.’ Pound kreeg de bobo’s over zich heen, maar hij vertolkte wel een gevoel dat bij veel atleten leeft.
Er is natuurlijk niet alleen de zaak van de Russische atleten. Nog interessanter is de manier waarop de NoordKoreaanse leider Kim Jongun de Spelen gebruikt voor eigen politiek profijt. Terwijl Noord en ZuidKo rea de voorbije jaren elkaar vooral bestook ten met oorlogsdreigementen, raketproeven en economische sancties, vormen de twee landen nu zelfs een gezamenlijke ijshockeyploeg.
Kim Jongun lijkt de Spelen aan te grijpen om wat internationale goodwill te creë ren. De vraag is of deze ‘puckdiplomatie’ meer wordt dan een steekvlam. De meeste Koreawatchers twijfelen. ‘In de eerste plaats is het regime erin geslaagd verwarring en instabiliteit te creëren’, zegt Chris topher Green, expert Koreaanse sportpoli tiek. ‘Pyongyang probeert een wig te drijven tussen ZuidKorea en de VS, de eensgezind heid over de internationale sancties ter dis cussie te stellen en verdeeldheid te creëren in de ZuidKoreaanse samenleving.’
Dat Kim Jongun de Spelen aangrijpt om zich te profileren, is geen toeval. Green in terviewde NoordKoreaanse overlopers over hoe het regime sport gebruikt. En daar blijkt een heel doordachte strategie achter te zit ten. ‘Toen hij in 2012 zijn vader opvolgde, zocht het propagandateam naar een manier om de legitimiteit van de nieuwe leider te versterken. Men kwam al snel uit bij de sport, en enkele maanden later behaalde het land vier gouden en twee bronzen medailles op de Spelen in Londen. De atleten werden in triomf rondgereden in de hoofdstad en het hele land kon zien hoe Kim Jongun hen feliciteerde.’
Op het vlak van wintersporten heeft het land echter geen traditie. ‘De overlopers die ik interviewde, spraken er nauwelijks over. Dus echt uitkijken naar de sportieve prestaties van hun atleten doen de NoordKoreanen niet.’
In ZuidKorea hebben deze Spelen nog een andere politieke impact. Ze staan symbool voor de ongezond nauwe relaties tussen het bedrijfsleven en de politiek. De drijvende kracht achter de kandidatuur van Pyeongchang was Lee Kunhee, de voormalige grote baas van Samsung.
Hij spaarde tijd, moeite noch geld om de Spelen naar ZuidKorea te krijgen. In die mate dat hij andere kandidaatsteden danig op de zenuwen werkte. Toen er in 2011 gestemd moest worden, liet het hoofd van de delegatie van Annecy weten dat de Franse stad ‘authentieke Spelen wilde organiseren. Het is niet de bedoeling die als trofee voor een bedrijf of een land te gebruiken’. Zo dacht Lee Kunhee er duidelijk wel over. Hij noemde de toewijzing ‘een zege voor de hele ZuidKoreaanse natie’.
Maar sinds 2011 is er veel gebeurd. Lee Kunhee’s zoon raakte betrokken bij een groot omkoopschandaal dat de vorige presidente de kop kostte en Lee junior een gevangenisstraf van vijf jaar opleverde. Het schandaal bracht het bedrijfsleven in een slecht daglicht. Miljoenen Koreanen gingen de straat op. En dat leek effect te hebben. Bedrijven werden terughoudender om de Spelen te sponsoren. In die mate zelfs dat het organisatiecomité in geldnood kwam en de nieuwe president een oproep moest doen om geld in het olympisch laatje te brengen.
Maar ten gronde lijkt er weinig veranderd. Begin deze week kwam Lee junior vervroegd vrij. Dat de Spelen eraan komen, is allicht geen toeval. De ‘Republiek Samsung’ regeert, klonk het op de sociale media.
‘Pyongyang maakt gebruik van de Spelen om een wig te drijven tussen de VS en Seoel en verdeeldheid te zaaien in ZuidKorea’
CHRISTOPHER GREEN
Expert Koreaanse sportpolitiek
Zou snowboarden tot de extreme sports behoren omdat het gevoel zo extreem verschilt tijdens én na een jump? Zes meter boven de grond en achttien meter ver. Snowboarder Seppe Smits: ‘Hoog in de lucht hoor ik niets, absolute stilte. Ik land en kom in een concert terecht, zo’n euforie.’ Welkom in de wereld van de waaghalzen.
PYEONGCHANG I Dat hij een beetje in de voetsporen van zijn vader is getreden, zij het op een ander niveau, letterlijk dan? Zijn papa, op een iets hoger, als piloot. En hij, als wereldtopper in het snowboarden, beduidend wat meters lager, maar toch nog altijd schrikbarend hoog. Seppe Smits lacht: ‘Yep, we vliegen beiden door de lucht. Ik weet wel niet wie het meest in het buitenland vertoeft.’
De statistieken van Seppe Smits on the road: in 2016 265 dagen in het buitenland, in dit olympische jaar ongeveer 220, want moeten revalideren in België na een knieblessure. De wereldtop van het snowboarden bereik je niet in België, maar op een gletsjer in Oostenrijk tijdens de Europese winter, of in NieuwZeeland wanneer het in Europa zomert. Het is in het Oostenrijkse Stubai dat Smits omstanders deze winter in vervoering bracht met een, hou u vast, backside triple cork 1620. Achterwaarts (backside) vier en een halve keer 360 graden (vandaar het getal 1.620) rond de as draaien en terwijl een drievoudige schroef (triple cork) maken. In het jargon wordt gegoocheld met Engelse tongbrekers, maar in wezen is het relatief eenvoudig: een sprong kan frontside (voorwaarts), backside (achterwaarts), switch frontside of switch backside (met de verkeerde voet voor) worden uitgevoerd, het aantal keer dat rond de as wordt gedraaid, krijgt het cijfer mee van het aantal graden. Mét of zonder cork, een schroef, of twee, of een drievoudige of misschien zelfs viervoudige schroef. Mét een grab, het vastnemen van het snowboard. En daar tientallen variaties op, zo simpel is het.
80 kilometer per uur
Nou ja, simpel. ‘Soms lukt een trick gelijk de eerste keer, soms duurt het vier jaar voor ik die onder de knie heb. Vier jaar om een bepaald gevoel te vinden in de lucht, één klein foutje te corrigeren, en plots heb ik door: ah, werkt dat zo? En dan lukt het vrijwel altijd. Dat geeft zo’n voldoening.’
Voor de extreemste sprongen, voor reclame en fotoshoots, waar er onbeperkt kan worden herhaald als er een foutje insluipt, halen snowboarders 80 kilometer per uur, vliegen ze zo’n 25 meter en hangen ze tot 15 meter boven de grond. Bij de meeste wedstrijdjumps komen ze aangestoven met een snelheid van 60, 70 kilometer per uur, vliegen ze zo’n 18 meter ver en hangen zo’n 5 à 6 meter boven de grond. ‘De sprongen zijn de voorbije jaren niet veel groter geworden, ik denk niet dat er in Pyeongchang hoger en verder zal worden gesprongen. Maar wat je doet terwijl je in de lucht hangt, is dag en nacht verschil met de vorige Olympische Spelen. Vier jaar geleden was Sotsji 2014 het zotste niveau ooit op een snowboardwedstrijd. Wel, dat niveau is nu doodgewone routine. Je kunt je nu niet meer inhouden tijdens een kwalificatie, de top is veel breder. Er zijn dertig riders die in elke wedstrijd een grote kans op de finale maken. Die nieuwe toppers duiken soms plots op. Soms zie ik een manneke en denk: amai, wat doet die hier al lemaal? Kerels van 13 die bijna hetzelfde doen als wij nu op onze leeftijd.’
Opa Seppe
Smits is op z’n 26ste een oudje tussen de jonge leeuwen. ‘Sommige pagadders staan al vanaf hun tweede op een snowboard, ik ben begonnen op mijn zesde.’ Niemand van die jonge garde heeft hem al omgedoopt tot Opa Seppe. ‘Mijn bijnaam is nog altijd SoCal Seppe, naar Southern California, omdat ik ’s ochtends in het hotel altijd in slippers en korte short aanschuif aan het ontbijt. Uit gemakkelijkheid, niet omdat ik cool wil zijn of zo. Als ik die jonge gasten buiten het snowboarden tegenkom, denk ik weleens: allez mannekes, moet die muziek nu echt, en zitten jullie nu weer op jullie smartphone te tokkelen, doe eens normaal. (lacht) Dan zitten we in een andere leefwereld, de oude garde lacht weleens met die idiote muziek van de jonge garde, en omgekeerd lachen de jongeren ook met ons. Maar in het snowboarden zitten we op dezelfde lijn. Ik voel dat ik nog mijn mannetje kan staan tussen die jonge gasten. Als ik niet meer meekan, ga ik niet meer verder met competitiesnowboarden, maar dat is nog totaal niet aan de orde. Doorgaan tot mijn dertigste zou tof zijn. Maar ik wil mijn snowboardcarrière niet uitmelken, om af en toe een toptienplaats te halen of om te kunnen blijven reizen of overheidssteun te krijgen, daarvoor doe ik het niet.’
Denken in kicks
Want snowboarders denken in termen van kicks, coolness, de euforie van een gelukte sprong. ‘Zodra ik vertrek, hoor ik niets meer. Tijdens een sprong is er absolute stilte. Ik leef even in slow motion, zo voelt dat aan. Ik hang ongeveer twee tot tweeënhalve seconde in de lucht, maar in mijn hoofd zweef ik daar vier à vijf seconden. Omdat ik zo geconcentreerd ben, omdat ik op zoveel dingen moet letten en eventueel moet bijsturen – als ik zie dat ik nog tijd heb voor ik de grond raak, kan ik bijvoorbeeld nog een grab doen. Dat je in een bubbel zit, niets meer hoort rondom, dat is een speciaal gevoel en dat vind ik er zo plezant aan. Als ik dan land, kom ik net een concert binnen, dringen de muziek, beats en applaus wel door. Als ik goed land, welteverstaan. Hoe de hersenen werken, dat is iets raars, he. Je zo kunnen afsluiten van de wereld... Bij de ene snowboarder lukt dat makkelijker dan bij de andere. Sommigen willen niet vertrekken vooraleer iemand in hun ooghoek weg is, ook al staat die niet in de weg. Zoals een tennisser die niet wil opslaan vooraleer een toeschouwer is gaan zitten. Ik kan die randfactoren makkelijk uitvlakken.’
Waaghals ja, gek nee
Maar, belangrijker, ook de angst? ‘Ik heb nog nooit in mijn leven angst gehad. Niet in de slopestyle (de discipline
‘Soms zie ik een manneke en denk: amai, wat is die hier allemaal aan het doen? Kerels van 13 die bijna hetzelfde doen als wij nu’
waarin hij wereldkampioen is, drie sprongen afgewisseld met drie rails, ijzeren stangen waar ze over moeten; red.), niet in big air (schansspringen maar dan met een snowboard, waar hij ook tot de top behoort, red.). Zo’n big airschans kan 50 meter hoog zijn. Mijn eerste big aircompetitie was in Rotterdam, vaak bouwen ze zo’n schans in het midden van een stad. Dat was even intimiderend. In de bergen is er meer rust, het landschap is open, op zo’n schans komt alles sneller op je af: een smalle inrijstrook, een smalle landingsstrook… Die eerste keer was eng, maar ik heb nog nooit met trillende benen gesnowboard. Je bouwt dat op. Ben ik een waaghals? Ja. Maar ben ik een gek? Neen. Ik durf, maar neem altijd berekende risico’s. Ook al gaan berekende risico’s soms fout. Ik bepaal zelf hoever ik ga, niet mijn coach. Af en toe vraagt hij terloops: En, ben je klaar voor een nieuwe trick? Als ik ja zeg, dan pusht hij mij. Maar als ik niet klaar ben, moet niemand mij pushen, zo werkt het niet, ik moet niets. Ik moet niets in het snowboarden, ook in het gewone leven móét ik niets. Anderzijds moet niemand mij zeggen wat ik niet mag doen in het snowboarden, ook dat bepaal ik. Mijn mama of mijn vriendin, bijvoorbeeld, vertrouwen mij volledig in wat ik doe. Dat vind ik ook logisch, zij weten niet hoe ik mij voel bij een sprong.’