De Standaard

Vat vol passies

-

Paard. Dat was he t enige waar ik als tienjarige aan k on denken. Ik wou paardri jden, manen kammen, hoofd en lijf tegen een paardenrom­p aanschurk en, paardenluc­ht opsnuiven, mijn voeten in stijgbeuge­ls vastklikke­n, naast een paard lopen, naar een paard ki jken en de hoofdrol spelen in The adventures of Black Beauty . Mijn kinderhand was gauw ge vuld.

Een nicht van mi jn moeder bezat een manege in de buurt. Wens en ver vulling hadden nauwelijks dichter bi j elkaar in de buur t kunnen komen. Helaas bleek er één onoverkome­lijke horde. Mijn ouders vonden paardri jden niets voor ons, ge wone mensen.

Gewone mensen lopen me t hun eigen voe ten op de grond, ze krabben aan hun eigen rug , ze kammen elk e ochtend hun eigen haren en ruik en er één k eer per week aan om na te gaan of er eiershampo­o door ge wreven moet worden. Enkel met carnaval lopen ze al eens naast vijf man en een paardenk op. ‘ Heb jij iemand van onze stand al zien paardri jden?’, vroeg mijn vader. Ik zweeg en dacht aan Z orro, die opkwam voor de ge wone mensen. Waar bleef hij nu? Hij had mij kunnen redden, zo had ik op zijn minst al eens achter op een paard kunnen zit ten. Aandringen had geen zin. Bi j gewone mensen is nee gewoonweg nee. Ik verbrandde al mi jn roze kleren, trok enkel nog gitzwar te outfits aan en luisterde in een eindeloze repeat naar ‘ Boys don ’t cry’ van T he Cure.

In die tijd waren alle kleren unise x en zag je nauwelijks het verschil tussen een jongen en een meisje. Soms twijfelde ik zelf aan wat er onder mijn vormeloze hoop textiel stak. Met mijn hanenkam rukte ik de paardenpos­ters van de muren. De lege wanden boden perspectie­f om mijn focus op een andere obsessie te richten: poeziemauw. Ik wou een poesje, een pluizig bolle tje pluche dat ik k on aaien en waar ik mijn wang tegenaan kon wrijven. Een kitten waarvan ik de superzacht­e roze kussentjes onderaan de pootjes eindeloos kon strelen.

Uitgereken­d in die periode maakte Scot tex reclame voor een nieuwe soor t toiletpapi­er. Vanop een rol me t dubbeldikk­e vellen waarop blauwe wolkjes pri jkten, keek een ultraschat­tig kattenjong me recht aan. N a een paar weken had ik genoeg adver tenties uitgeknipt om nie t alleen mijn vier kamermuren vol te hangen, maar ook een stuk van de gang . Een stille wenk naar mi jn ouders.

Het duurde nie t lang eer ik besef te dat die poes er nooit zou komen. Mijn ouders baatten een gordijnenw­inkel uit en be weerden dat katten hun nagels aan gloednieuw­e gordijnen scherpen. Ik vi jlde de mijne en scheurde er alle poezenadve­r tenties mee van de muren. Drie dagen later waren mijn tranen opgedroogd en stond ik enthousias­t in mi jn kamer te hoelahoepe­n toen mijn vader beneden aan de trap riep dat hi j een verrassing had. ‘ Kom eens kijken naar Flipper!’ Ik denderde naar beneden me t mijn hoepel in mi jn hand, al helemaal klaar om mi jn dolfijn zijn eerste kunstje aan te leren. Tot mijn grote verbazing trof ik geen k opie van he t Brugse dolfinariu­m in de tuin aan, maar een goudvis die in een bolvormige bokaal op he t aanrecht zwom. M ijn geluk kon niet op, heel e ven toch.

Twee dagen later lag ik al in de ze tel met mijn neus in de boeken. Literatuur was mi jn nieuwe passie. Flipper had er alle begrip voor , met zijn aandachtss­panne van negen seconden.

Paardrijde­n was niets voor ons, gewone mensen. Gewone mensen lopen met hun eigen voeten op de grond

Elke week schrijft een gastschrij­ver een tranche de vie. Deze maand: Zabine is niet in een vakje te stoppen, wel in een kolom.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium