BLADBLAZER
De herriemaffia slaat de ganse zomer keihard toe met heggenschaar en zitmaaier. Het allerergste geluid, goed om mijn bloed te doen koken, is het nijdige geluid van de bosmaaier.
Eind september kalmeert al dat motorengeloei voor een paar weken. Mijn systeem stelt er zich op in. Traag laat het zijn waakzaamheid zakken. Het zinkt weg in een diepe, verkwikkende rust.
En dan begint plots een grotesk geloei. Mijn systeem slaat dadelijk tilt. De bladblazer is terug. Hij wekt een nog directere agressie bij me op dan de bosmaaier. Het gevecht is oneerlijk, die slappe, stervende blaadjes tegen dat windmonster. Die luchtkanonnen zijn me veel te fallisch, ook. Maar bovenal: het is belachelijk veel lawaai voor een belachelijk klein resultaat.
Zeis en bladhark. Daarmee voer ik in mijn tuin een stille protestactie tegen bosmaaier en bladblazer. Al zeisend en harkend bereik ik een gemoedsrust die anderen misschien bij mekaar mediteren of sporten. Het helpt me bij het vreedzame bestrijden van die steeds terugkerende wraakfantasie. Die gaat als volgt: Ik hoor bladblazers bezig in de straat. Ik bel vijf vrienden. Ze komen dadelijk af. Met zijn zessen heffen we hem op: onze megabladblazer. We gaan de straat op, zetten het gevaarte aan. In enkele minuten tijd hebben we alle bladblazers van de wijk op een hoopje geblazen.
Rustig, Deprez, denk ik. Ik gooi de bloedrode herfstbladeren van de esdoorn op de composthoop en doorboor ze met de riek. Wat een prachtig sei
zoen, denk ik.